TDMA TUBO 12 CPC
15.2 Montage van de afstandhouders
Elke 3 L-profielen tot een driehoek samenschroeven. De
grote afstand tss. de gaten van het lange profiel moet zich
bij de stompe hoek bevinden, het korte been onderaan:
1880 mm
1632 mm
955 mm
De afstandhouders worden op het platte dak /de vrije
opstellingsplaats op volgende afstanden gemonteerd:
Montageset
Aantal
afstandhouders
2 modules
2
3 modules
3
4 modules
3
5 modules
4
6 modules
4
7 modules
5
15.2.1 Opstelling op plat dak:
Om de toegelaten oppervlaktebelasting niet te
overschrijden, moeten over het algemeen de korte
benen aan de bodem verlengd worden, bv. met een T-
profiel.
De afstand van de afstandhouders hangt ook af van de
ballastelementen (bv. betonnen platen), die tussen de
platte benen van de T-profielen komen.
15.2.2 Vrije opstelling
De driehoeken op het geschikte fundament met de
geschikte stiften of pluggen vastschroeven. Afstand
tussen beide boringen voor een driehoek: 853 mm (min.
728 mm, max. 878 mm)
15.3 Montage van de dwarsprofielen
Zie „Montage van de dwarsprofielen", pagina 17.
Max. toegelaten uitsprong van het dwarsprofiel (375
mm) in acht nemen, zie grafiek p. 12.
15.4 Montage van de versteviging
Zie „Montage van de versteviging", pagina 17.
15.5 Montage van de collectormodules
Voor procedure, zie „ Collectormodules ophangen",
pagina 14. Na de montage van de eerste module wordt
het onderste dwarsprofiel gepositioneerd en
vastgeschroefd.
Verdere montage: zie Aansluitingsbuizen op pagina 20.
Grote afstand
tussen de gaten
aan de stompe
hoek
Afstand
afstandhouders
625...1200
738...888
1050...1200
908...1008
1117...1217
906...1070
Als dakdoorvoering kunnen gepaste verluchtingspannen
gebruikt worden. Die kunnen aan de rand tussen
dakbedekking en collectoren (d.w.z. beschermd en niet
zichtbaar) geplaatst worden. Indien de verluchtingspan
daar niet past, moet ze aan de zijkant of aan de
onderkant van het collectorveld geplaatst worden.
20
16 Aansluitingsbuizen
16.1 Collectorvoeler
Type voeler: PT1000-voeler, geschikt voor hoge
temperaturen, Art.nr. KR015
Positie: meanderuitgang (warm) van de collector
waaraan de vertrekleiding (Solar heiß) aangesloten is.
In geval van meerdere gekoppelde velden, de voeler
enkel in één van de velden monteren. Voor schema's,
zie ook Opbouw van collectorvelden in de Technische
Documentatie
Temperatuurvoeler langs onder door de plaat van de
verzamelbuis en in de huls in de warmtegeleidende
plaat steken:
Aansluiting
(warm)
De onderkant van de voeler gelijk met de
warmtegeleidende plaat positioneren
Kabel tussen het zijdelingse afdekblad en de plaat van
de verzamelbuis aan de collectoraansluiting naar buiten
toe leggen en daarbij contact met de verzamelbuis
vermijden
Controleren of de buizen goed dicht vastzitten op de
buizencentrering van de plaat van de verzamelbuis.
16.2 Dakdoorvoering
OPMERKING:
In de buurt van de collector mag niet gesoldeerd
worden, aangezien de soldeertin zijn smelttemperatuur
kan bereiken.
Meanderuit-
gang (warm)