WAARSCHUWING!
Het apparaat mag worden gebruikt door kinderen van acht jaar en ouder en personen met verminderde lichamelijke,
geestelijke of verstandelijke vermogens of met gebrek aan ervaring of kennis, mits deze personen onder toezicht staan
of op de hoogte zijn gebracht over het veilig gebruik van het apparaat en de mogelijke gevaren hebben begrepen.
Kinderen mogen niet met het apparaat spelen.
Reiniging en onderhoud mogen niet door kinderen worden uitgevoerd zonder toezicht.
De warmtepomp mag alleen rechtop vervoerd worden, bij uitzondering mag hij worden gekanteld onder een hoek van
ten hoogste 35° in alle richtingen. Pas op dat tijdens het transport de behuizing en vitale delen van het apparaat niet
beschadigen.
De warmtepomp is niet geschikt voor gebruik in ruimten, waarin zich corrosieve of explosieve stoffen bevinden.
De aansluiting van de warmtepomp op het lichtnet mag slechts gebeuren in overeenstemming met de standaarden
voor elektriciteitsaansluitingen. Tussen de warmtepomp en het net moet een ingebouwde voorziening zorgen voor de
scheiding van alle polen van het lichtnet in overeenstemming met de nationale voorschriften voor installatie.
Om schade aan de aggregaat te voorkomen mag de warmtepomp nooit werken zonder water in het buffervat!
De installatie moet volgens de geldende voorschriften en volgens de aanwijzingen van de fabrikant worden uitgevoerd
door een deskundig opgeleide installateur.
In het gesloten druksysteem moet de aanvoerleiding van de warmtepomp een ingebouwd veiligheidsventiel hebben
met een nominale druk van 1 MPa (10 bar), die verhoging van de druk in de ketel van meer dan 0,1 MPa (1 bar) boven de
nominale druk moet voorkomen.
Water moet uit de opening van het veiligheidsventiel kunnen weglopen, daarom moet het aftappunt open zijn voor
atmosferische druk.
Het aftappunt van het veiligheidsventiel moet naar beneden gericht zijn in een vorstvrije ruimte.
Voor een juiste werking van het veiligheidsventiel moet u regelmatige controles uitvoeren, zonodig kalkaanslag
verwijderen en controleren of het veiligheidsventiel niet geblokkeerd is.
Tussen de warmtepomp en het veiligheidsventiel mag geen afsluitventiel worden gemonteerd, aangezien dit de
werking van het veiligheidsventiel onmogelijk maakt!
Elementen in de elektronische bedieningseenheid staan onder spanning ook nadat de toets voor uitschakeling van de
warmtepomp (9) is uitgeschakeld.
De warmtepomp is met een extra warmtezekering beveiligd tegen uitval van de werkthermostaat, maar in dit geval
kan de temperatuur overeenkomstig de veiligheidsstandaarden oplopen tot 130 °C. Bij de installatie dient rekening te
worden gehouden met deze temperatuurbelasting.
Als u de warmtepomp loskoppelt van het net, dient u het water af te tappen ten einde bevriezing te voorkomen.
Het water van de pomp dient geleegd te worden via de aanvoerleiding van de ketel. Hiervoor wordt aanbevolen om
tussen het veiligheidsventiel en de aanvoerleiding een speciale aansluiting of een aftapventiel in te bouwen.
Wij verzoeken u eventuele defecten aan de warmtepomp niet zelf te repareren, maar hiervan de dichtstbijzijnde
servicedienst op de hoogte te stellen.
Aansluiting van de warmtepomp op dezelfde afvoer als van een afzuigkap en een luchtafvoersysteem is in kleinere
woningen of flats niet toegestaan.
Bij een daling van de temperatuur van een aanvullende warmtebron en bij de mogelijke circulatie van water door
de warmtegeleider kan het komen tot ongecontroleerd warmteverlies uit het buffervat. Bij aansluiting op andere
warmtebronnen dient gezorgd te worden voor een juiste uitvoering van de temperatuurregulatie van de aanvullende
bron.
In geval van aansluiting van een zonnencollector als externe warmtebron moet de aggregaat van de warmtepomp
uitgeschakeld zijn, anders kan de combinatie van beide bronnen leiden tot oververwarming van het warme water en als
gevolg hiervan tot te hoge drukken.
De circulatieleiding veroorzaakt aanvullend warmteverlies in het water buffervat.
Onze producten worden gefabriceerd met milieuvriendelijke en voor de gezondheid onschadelijke componenten en
zijn dusdanig vervaardigd dat ze in hun laatste levensfase eenvoudig gedemonteerd en gerecycled kunnen worden.
Recycling vermindert het aantal afvalproducten en vermindert de behoefte aan de productie van basismaterialen
(zoals metaal) wat veel energie bespaart en de uitstoot van schadelijke stoffen vermindert. Met het recyclen wordt het
gebruik van natuurlijke bronnen verminderd, aangezien afvalproducten van plastic en metaal opnieuw in verschillende
productieprocessen kunnen worden gebruikt.
Voor meer informatie over het systeem van afvalverwerking kunt u een bezoek brengen het centrum voor
afvalverwerking of de winkel waar u het product heeft gekocht.
38