6. Speciale functies
6.1 Blokkering van alle functies wanneer het contact aan staat
Wanneer het contact aan staat of de motor draait, kunnen de steunen in principe niet worden bediend.
Deze veiligheidsfunctie is nodig om tijdens het rijden geen bewegingen op de steunen te veroorzaken.
Wanneer u het contact inschakelt, blokkeert het systeem alle functies. Wanneer alle Steunen in de rijstand
staan, hoort u geen pieptoon. Indien er toch nog een steun niet in de rijpositie staat, krijgt u een optisch en
akoestisch teken vanaf het wandpaneel, om aan te geven dat u de steunen volledig in de rijpositie dient te
zetten.
6.2 Bediening van het systeem met rijdende motor
De bovenstaande veiligheidsfunctie kan uitgeschakeld worden, bijvoorbeeld om de startaccu te laden.
Druk minimaal 5 seconden op START tot de LED START gaat branden. Nu zijn alle
functies beschikbaar. Na het uitschakelen gaat het systeem automatisch terug naar
de standaardmodus. U kunt de afstandsbediening niet gebruiken tijdens deze functie.
! GEBRUIK DEZE FUNCTIE VOORZICHTIG EN MET DE HOOGSTE AANDACHT
6.3 Automatische uitschakeling
Om accucapaciteit te sparen, wordt Na 5 minuten wordt het systeem automatisch uitgeschakeld wanneer
deze niet wordt gebruikt.
6.4 Signalering van storingen
Het systeem voert na het inschakelen een automatische test uit en controleert alle functies elektronisch,
alle LEDS gaan na elkaar aan en een piepteken geeft aan dat het systeem in orde is. Indien er iets misgaat,
wordt de storing door verschillende LEDS op het paneel weergegeven:
LEDS 10-11-12-13: De steun-limiet is defect, niet aangesloten of niet correct aangepast. In dit geval is het
mogelijk dat de functie GET UP niet beschikbaar is. Niettemin heeft u de mogelijkheid om de Steunen in
de rijstand te zetten. Zie hoofdstuk
LEDS 14-15-16-17-18 gelijktijdig: De juiste nivellering is niet of nog niet juist geprogrammeerd en
opgeslagen. Zie hoofdstuk
7.2
7.1 Het juiste nivelleringsniveau opslaan
(+ B correct aangesloten)
21