16.5 Aanwijzingen voor de elektrische
aansluiting
Om het apparaat elektrisch veilig te kunnen aansluiten,
dient u deze aanwijzingen in acht te nemen.
WAARSCHUWING ‒ Kans op elektrische schok!
Het apparaat moet op elk gewenst moment van de
stroom kunnen worden afgesloten. Het mag alleen op
een geaarde contactdoos worden aangesloten die vol-
gens de voorschriften is geïnstalleerd.
De netstekker van de netaansluitkabel moet na de
▶
inbouw van het apparaat vrij toegankelijk zijn.
Is dit niet mogelijk, dan moet in de vast geplaatste
▶
elektrische installatie een alpolige scheidingsinrich-
ting volgens de voorwaarden van de overspannings-
categorie III en volgens de opbouwvoorschriften
worden ingebouwd.
De vaste aansluiting mag alleen door een elektricien
▶
worden aangelegd. Wij adviseren een aardlekscha-
kelaar (FI-schakelaar) in de stroomkring naar het
apparaat te installeren.
Scherpe componenten binnen het apparaat kunnen de
aansluitkabel beschadigen.
De aansluitkabel niet knikken of inklemmen.
▶
¡ De aansluitgegevens zijn te vinden op het typeplaat-
je. → Pagina 13
¡ De aansluitleiding is ca. 1,30 m lang.
¡ Dit apparaat voldoet aan de ontstoringsvoorschriften
van de EG.
¡ Het apparaat is conform de beschermingsklasse 1.
Daarom het apparaat alleen met een aarddraadaan-
sluiting gebruiken.
¡ Het apparaat tijdens de montage niet op de voe-
dingsspanning aansluiten.
¡ Ervoor zorgen dat de bescherming tegen aanraking
door de inbouw is gegarandeerd.
16.6 Aanwijzingen m.b.t. de inbouwsituatie
¡ Dit apparaat aan de keukenwand monteren.
¡ Voor de montage van extra speciale accessoires de
daarbij meegeleverde installatiehandleiding aanhou-
den.
¡ Het apparaat slechts aan één zijde direct naast een
hoge kast, tegen een bovenkast of tegen een wand
installeren. De afstand tot de hoge kast, tot een bo-
venkast of de wand moet minstens 50 mm bedra-
gen.
¡ De breedte van de afzuigkap moet minstens over-
eenkomen met de breedte van het kooktoestel.
¡ Om de kookdamp optimaal op te vangen, het appa-
raat in het midden boven de kookplaat monteren.
16.7 Aanwijzingen m.b.t. de
luchtafvoerleiding
De fabrikant van het apparaat geeft geen garantie bij
klachten die te wijten zijn aan het buizentraject.
¡ Een korte, rechte afvoerbuis met een zo groot mo-
gelijke buisdiameter gebruiken.
¡ Lange, ruwe afvoerbuizen, vele buisbochten of klei-
ne buisdiameters verminderen het afzuigvermogen
en verhogen het ventilatorgeluid.
¡ Een afvoerbuis van niet brandbaar materiaal gebrui-
ken.
¡ Om het teruglopen van condens te vermijden, de af-
voerbuis vanuit het apparaat met 1° verval monte-
ren.
16.8 Aanwijzing voor de luchtafvoerfunctie
Voor de luchtafvoerfunctie moet een terugslagklep wor-
den ingebouwd.
Opmerkingen
¡ Wanneer bij het apparaat geen terugslagklep is
meegeleverd, dan kan men een terugslagklep in de
vakhandel verkrijgen.
¡ Wanneer de afvoerlucht door de buitenwand wordt
geleid, dan moet een telescopische muurcassette
worden gebruikt.
16.9 Installatie
Wand controleren
Controleren of de muur verticaal is en voldoende
1.
draagvermogen heeft.
De boorgatdiepte overeenkomstig de schroeflengte
2.
boren.
De pluggen dienen goed vast te zitten.
Gebruik de meegeleverde schroeven en pluggen.
3.
De bijgevoegde schroeven en pluggen zijn geschikt
voor massieve muren. Gebruik voor andere con-
structies geschikte bevestigingsmaterialen, bijv. bij
gipsplaat, gasbeton, Poroton stenen.
Het maximale gewicht van het apparaat bedraagt
4.
40 kg.
Wand voorbereiden
1.
Vanaf de boven- tot de onderkant van het apparaat
een loodrechte middellijn op de muur tekenen.
Ervoor zorgen dat zich in het bereik van de borin-
2.
gen geen stroomleidingen, gasleidingen of waterlei-
dingen bevinden.
Met behulp van de meegeleverde sjabloon de posi-
3.
ties voor de schroeven en de contour van het in-
hangbereik markeren.
Montagehandleiding nl
17