Het
Het elektronicadeksel
Het
elektronicadeksel
elektronicadeksel verwijderen
LET OP
LET
LET
Ondersteun het elektronicadeksel zorgvuldig
terwijl u de laatste bout verwijdert om schade aan
componenten te voorkomen. Houd het deksel
horizontaal en pas op dat de draden niet strak
worden getrokken.
1. Draai met een 6 mm inbussleutel de 12 schroeven
(CB) los waarmee het elektronicadeksel
bevestigd zit. Bewaar de schroeven op een
veilige plaats.
2. Trek het deksel recht van de uitlijningspennen
waarmee het deksel is bevestigd.
3. Ondersteun het deksel nadat het is verwijderd
om te voorkomen dat er te veel spanning op de
draden binnenin komt.
De
De
De besturingskaart
besturingskaart
besturingskaart afkoppelen
OPMERKING: De besturingskaart bevindt
OPMERKING:
OPMERKING:
zich binnenin het elektronicadeksel. Om de
besturingskaart te vervangen moet het hele
elektronicadeksel worden vervangen.
1. Om de besturingskaart af te koppelen maakt u alle
connectors los. Zie
2. Verwijder de motordraden uit de clip in de
behuizing. Zie
Bedradingsschema, page
3. Leg het elektronicadeksel / de besturingskaart
terzijde.
3A5166B
verwijderen
verwijderen
OP
OP
afkoppelen
afkoppelen
Bedradingsschema, page
29.
Het
Het elektronicadeksel
Het
elektronicadeksel
elektronicadeksel weer
terugplaatsen
terugplaatsen
terugplaatsen
Let op dat er geen draden afgekneld raken
bij het terugplaatsen van kappen en deksels.
Beschadigde draden zijn gevaarlijk, door mogelijke
schokken en de kans op brand en explosies.
1. Steek alle stekkers in de connectoren. Zorg dat
alle connectoren goed aan de besturingskaart
bevestigd zijn. Zie
2. Zet losse motordraden vast in de clip in de
behuizing. Zie
3. Breng het elektronicadeksel weer aan op het
middenhuis.
4. Draai met een 6 mm inbussleutel de 12
schroeven erin. OPMERKING:
borgringen nog op hun plaats zitten.
5. Draai de bout aan tot 20 N•m (15 ft-lb).
Voedingseenheid - - - Kalibratieprocedure
Voedingseenheid
Voedingseenheid
uitvoeren
uitvoeren
uitvoeren
OPMERKING: De driver moet van de onderpomp
OPMERKING:
OPMERKING:
worden afgekoppeld en moet vrij en zonder
belemmeringen kunnen draaien.
1. Schakel de voedingsspanning van de Driver
uit met de hoofdschakelaar (S) en schakel de
spanning dan weer in.
2. Wacht totdat het statuslampje (L) constant gaat
branden of gaat knipperen.
3. Draai binnen 30 seconden de drukregelknop
(N) minstens vijf keer heen en weer tussen
stand 0 en 10. Zet daarna de knop weer op
29.
0. Als het statuslampje (L) eerder doorlopend
brandde, geeft het lampje tijdens de kalibratie
een kalibratiefout voor de encoder (fout 8) aan
door te knipperen.
4. De uitgangsas van de driver (H) zal dan enkele
minuten omhoog en omlaag bewegen.
5. Halverwege de zelfkalibratie stopt de uitgangsas
van de driver (H) even, waarna de volgende stap
begint.
6. De uitgangsas van de driver (H) beweegt 5-6
keer sneller omhoog en omlaag.
7. Zorg dat de zelfkalibratie is voltooid voordat u
verder gaat (wacht totdat het lampje stopt met
knipperen).
Repareren
weer op
weer
op de
op
de driver
de
driver
driver
Bedradingsschema, page 29
Bedradingsschema, page
OPMERKING: Controleer of de
OPMERKING:
Kalibratieprocedure
Kalibratieprocedure
.
29.
17