Montagehandleiding - Audi Q7 (4M) 2016 ►
Uitgave 01
8.3
Montage van alle afdekkingen van de
dragers boven
– Afdekkingen dragers boven -12-, -14-, -16- van bovenaf op
de bijbehorende dragers plaatsen en uitlijnen.
Aanwijzing
De afdekkingen moeten zich spanningsvrij boven de schroefga-
ten van de drager bevinden en goed tegen de bekleding van de
bodemplaat aansluiten.
– Afdekkingen drager boven -12-, -14-, -16- met de bout -30-
en het voorgeschreven aanhaalmoment van onderaf beves-
tigen. Erop letten dat de afdekking evenwijdig aan de drager
loopt.
– Bout met 2,5 Nm aanhalen.
8.4
Montage van de afdekking van de dra-
ger onderzijde
Afdekking drager onderzijde vóór
– Afdekking drager onderzijde vóór -13- van onderaf op de
drager aanbrengen en op goede passing met de afdekkin-
gen boven, de treeplank en de bodemplaatbekleiding letten.
– Let er hierbij op dat de afdekking onder rondom tegen de be-
kleding van de bodemplaat aanligt en tegenover de bekle-
ding van de bodemplaat naar onderen toe vlak afsluit.
– Met een stift, in het midden van de betreffende gaten in de
afdekking, de boutdoorgangen voor de pasbouten met platte
kop markeren en de afdekkingen onder verwijderen.
– Doorgangsgaten ter plaatse van de markeringen met een
boor ∅ 6 mm aanbrengen.
Voorzichtig!
Op boordiepte letten, maximaal 5 tot 8 mm
– Plaatmoeren -28- op de bekleding van de bodemplaat aan-
brengen en het schroefdraad van de plaatmoer met de ge-
boorde doorgangsgaten -A- over elkaar laten vallen.
Aanwijzing
Indien de plaatmoer niet in de gewenste positie kan worden ge-
bracht, moet de snijrand van de bekleding van de bodemplaat
plaatselijk worden gecorrigeerd.
– Afdekking drager onderzijde vóór met de pasbouten met
platte kop -29- en het voorgeschreven aanhaalmoment be-
vestigen
– Bouten met 2,5 Nm aanhalen.
32
8 Montage accessoires treeplank