2.2 Toepassingsvoorschriften
6
14. Het verplaatsen van de steiger met behulp van voertuigen (bijv.
vorkheftruck) is verboden. Til, trek of verschuif de steiger niet met behulp
van een vorkheftruck.
15. Overbrug de ruimte tussen steiger en gebouwen niet met planken of
iets dergelijks.
Gebruik de steiger niet als trappentoren om vandaar andere constructies
te bereiken.
16. Bij gebruik in openlucht of in open gebouwen dient de steiger bij een
windkracht van meer dan 6 (volgens beaufortschaal), bij opkomende storm
en aan werkeinde naar een tegen wind beschermde plaats te worden
verplaatst of door andere geschikte maatregelen (bijv. verankeren) tegen
kantelen te worden beveiligd. U kunt een windsterkte van 6 Bft (12 m/s) en
meer herkennen aan de moeite die het kost om tegen de wind in te lopen.
17. Alvorens de steiger te gebruiken moet de verticale uitlijning ervan worden
gecontroleerd en, indien nodig, worden gecorrigeerd.
18. Controleer of de steiger zoals voorgeschreven en volledig is gemonteerd.
1. Het is uitsluitend toegestaan aan de binnenzijde van de steiger omhoog
te klimmen.
2. Het is verboden tijdens de werkzaamheden tegen de kantbescherming
te duwen.
3. Het is niet toegestaan op de steiger te springen.
4. Het is niet toegestaan de steiger horizontaal te belasten, bijv. door
werkzaamheden op aangrenzende constructies, waardoor de steiger
kan kantelen.
5. Bij gebruik van de steigers in doorgangsgebouwen, aan onbeklede
gebouwen of op hoeken van gebouwen dient in het bijzonder rekening te
worden gehouden met de windverhoudingen om kantelen van de steiger
te voorkomen.
6. Het is verboden, de platformhoogte door gebruik van ladders, kisten of
andere middelen te vergroten.
7. Steigers met zwenkwielen kunnen na de montage naar de andere
locatie worden verplaatst. De ondergrond moet hierbij horizontaal effen
zijn. Eventueel moet de hellingsgraad door spindelbare voeten worden
gecompenseerd. Voorkom botsingen.
Controleer na het verplaatsen de uitlijning van de steiger opnieuw.
8. Let er bij het verplaatsen van de steiger op dat geen spanning voerende
installaties worden geraakt.
9. Gebruik elektrische apparaten (boormachines e.d.) uitsluitend met
laagspanning (48 V), met leidingscheiding (scheidingtransformator)
of aangesloten via een zwerf-/lekstroomschakelaar met een
verliesstroomsterkte van 30 mA, op de steiger. Pas de voorschriften
van BGI 594 toe.