22.
Sluit de kabel van de achterlichten aan op de kabelboom en bevestig hem met een kabelbinder aan
het hopperdeurrooster.
1. Hopperdeurrooster
6
De lichten controleren
Geen onderdelen vereist
Procedure
Raadpleeg de volgende afbeeldingen en instructies
om de kabelboom van de bediening te leiden.
1.
Schakel de gevarenverlichting op het
bedieningspaneel in en controleer of alle
4 lichten knipperen.
2.
Schakel de lichtschakelaar op de
lichtbedieningshendel in door de tuimelknop
naar voren te draaien om de verlichting voor
de openbare weg in te schakelen. Draai de
tuimelknop nog een keer naar voren om de
dimlichten voor in te schakelen. Controleer of
beide lichten branden.
3.
Controleer of beide richtingaanwijzers werken.
Verzeker dat de juiste richtingaanwijzer werkt
als deze met de schakelaar op de rijhendel
wordt gekozen.
4.
Controleer de claxon door de buitenkant van de
hendel naar binnen te drukken.
5.
Draai het contactsleuteltje op uit. Als iets niet
werkt, controleer dan de aansluitingen van
het element dat niet werkt en de betreffende
Figuur 33
schakelaar. Verzeker dat alle massa- en
accu-aansluitingen correct zijn.
22
g466058