8 Sproeimiddel aanzetten en
sproeimiddeltank vullen
Sproeimiddel in overeenstemming met de
voorschriften van de sproeimiddelfabrikant
aanzetten;
Sproeimiddel alleen in de open lucht aanzetten,
nooit in woonruimtes, stallen of opslagruimtes voor
levensmiddelen of voer.
Voor het vullen van de sproeimiddeltank altijd de
accu uit het apparaat halen en de beschermdeksel
voor het accuvak sluiten.
Bij het vullen van de sproeimiddeltank moet altijd
de in de vulsteun (c) geïntegreerde tankfilter (r)
worden gebruikt.
Vul de tank niet verder dan tot aan de bovenste
markering van de spuittank.
Het overlopen van de sproeimiddeltank, de
verontreiniging van openbare gewassen, regen- en
afwaterkanalen moet worden uitgesloten.
Gemorst sproeimiddel onmiddellijk opruimen.
Bij het vastschroeven van de tankdop altijd recht
plaatsen, niet verkeerd inschatten.
9 Gebruik van het apparaat
Het apparaat niet bij wind of regen gebruiken;
Voor het begin van de werken de windrichting
controleren en de sproeirichting kiezen, weg van
de bediener.
Sproei niet in de richting van personen, dieren,
geopende deuren en vensters, auto's of andere
zaken die door sproeimiddel kunnen worden
beschadigd.
Let op dat enkel datgene wat echt moet worden
besproeid, ook daadwerkelijk wordt besproeid.
Bij het sproeien moet worden opgelet dat er een
gelijkmatige verdeling en homogene
verspreiding van het sproeimiddel op de te
behandelen oppervlakken.
Om het apparaat te rollen, trekt u de draaggreep
(d) op de handgreep volledig naar buiten. Druk op
de vergrendelknop (k) tot de handgreep in twee
fasen volledig is uitgetrokken. Het stuur klikt met
een duidelijke klik op zijn plaats. Om het apparaat
te dragen, drukt u de handgreep volledig weer in.
Druk ook op de vergrendelknop totdat het stuur
volledig is ingedrukt.
Sproeidoppen instelling (Fig. 8):
a) Sproeidop gesloten
holle conus spuitpatroon
Afgiftehoeveelheid
bij 2,5 bar: 0,6 l/min
b) Sproeidop geopend (vanaf ½ draaiing 180° tot
max. 1 revolutie, 360°)
smalle, sterke straal
Afgiftehoeveelheid bij 2,5 bar: 1,6 l/min
Sproeien:
Bij gesloten handklep (g) (handklep niet
geactiveerd) met de aan-/uitschakelaar (f) de pomp
inschakelen.
De spuitstok aan de handklep in de hand houden.
Fig. 9:
Om te sproeien de handklep indrukken.
Door de handklep los te laten wordt het sproeien
onderbroken.
Om onder bladeren te sproeien, kan de sproeistok
in de handklep - na het losmaken van de borgmoer
- worden gedraaid.
Als het sproeimiddel niet correct wordt gesproeid,
moeten sproeier evt. worden gereinigd (hoofdstuk
10.3) of vervangen.
Bij aanzienlijk verminderde spuitvermogen, het
sproeiproces stoppen en de accu opladen.
(hoofdstuk 7.4)
Bij een werkonderbreking, waarbij het apparaat
van de rug wordt afgehaald, altijd de pomp met de
aan/uit-schakelaar uitschakelen.
9.1 Resthoeveelheid van het sproeimiddel
Het sproeimiddel wordt vanaf een resthoeveelheid
van minder dan 200 ml in de sproeimiddeltank niet
langer meer correct getransporteerd. Indien nodig,
bijkomend sproeimiddel toevoegen of om het
sproeien te beëindigen, de overblijvende resthoe-
veelheid met 2 liter zuiver water verdunnen en op
het te behandelen oppervlak sproeien.
9.2 Sproeien beëindigen
Na het beëindigen van het werk, met de aan-
/uitschakelaar de pomp uitschakelen.
Om het apparaat drukloos te maken, de spuitstok
bij uitgeschakelde pomp in de sproeimiddeltank of
in een geschikte opvangbak voor het sproeimiddel
houden en de handklep zo lang bedienen, tot er
geen vloeistof meer uittreedt.
Accu verwijderen en veilig opslaan.
Het apparaat volgens hfst. 10.3 legen en reinigen,
gezicht en handen reinigen, werkkleding
wegleggen en regelmatig wassen.
NEDERLANDS 5