OPMERKING
Vereisten voor de watercircuits. Zorg dat aan de
onderstaande
vereisten
watertemperatuur
is
handleiding voor de installateur voor bijkomende vereisten
voor de watercircuits.
▪ Waterdruk – Warm tapwater. De maximumwaterdruk bedraagt
10 bar. Voorzie gepaste beveiligingen in het circuit van het warm
tapwater om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt. De waterdruk moet ten minste 1 bar
bedragen om te werken.
▪ Waterdruk
–
Ruimteverwarming/-koelingscircuit.
maximumwaterdruk bedraagt 3 bar (=0,3 MPa). Voorzie gepaste
veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de
maximumdruk NIET overschreden wordt. De waterdruk moet
minstens 1 bar (=0,1 MPa) bedragen om te werken.
▪ Waterdruk - Opslagtank. Het water in de opslagtank staat niet
onder druk. Daarom moet het waterpeil in de opslagtank jaarlijks
visueel worden gecontroleerd.
▪ Watertemperatuur.
Alle
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is slechts een voorbeeld en komt
mogelijk NIET volledig overeen met de lay-out van uw
systeem.
89°C (*)
65°C (*)
(*) Maximumtemperatuur voor leidingen en accessoires
▪ Magnetische filter/vuilafscheider. Als de binnenunit wordt
aangesloten op een verwarmingssysteem met radiatoren, stalen
leidingen, of niet-diffusiedichte vloerverwarmingsbuizen, moet een
magnetische filter/vuilafscheider worden in de retourstroom van
het systeem worden geplaatst. Indien de binnenunit wordt
aangesloten op een koudtapwatervoeding die stalen leidingen
bevat, moet een magnetische filter/vuilafscheider vóór de
koudwateraansluiting worden geplaatst.
▪ Opslagtank - Waterkwaliteit. Minimumvereisten met betrekking
tot het water dat wordt gebruikt om de opslagtank te vullen:
▪ Waterhardheid
(calcium
calciumcarbonaat): ≤3 mmol/l
▪ Geleidingsvermogen: ≤1500 (ideaal: ≤100) μS/cm
▪ Chloride: ≤250 mg/l
▪ Sulfaat: ≤250 mg/l
▪ pH-waarde: 6,5~8,5
Voor eigenschappen die afwijken van de minimumvereisten,
moeten gepaste maatregelen worden getroffen.
ETSH/X(B)12P50E
Daikin Altherma 3 H MT ECH₂O
4P759872-1 – 2024.01
voor
waterdruk
en
voldaan.
Zie
de
uitgebreide
geplaatste
leidingen
65°C (*)
M
en
magnesium,
berekend
5.1.1
Het watervolume en waterdebiet
controleren
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ U MOET het minimumwatervolume en het minimumdebiet
controleren.
Minimumwatervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum
20 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de buitenunit NIET
inbegrepen is.
Maximum watervolume
De
INFORMATIE
De ontdooicyclus kan worden onderbroken om bevriezing
van de warmtewisselaar te voorkomen wanneer aan de
volgende 3 voorwaarden wordt voldaan.
▪ Het watervolume in de installatie overschrijdt 300 liter.
▪ De omgevingstemperatuur is lager dan –10°C.
en
▪ De watertemperatuur is lager dan 25°C.
ð Wanneer een stopstoring optreedt als gevolg van
opeenvolgende onderbrekingen, moet de unit worden
gereset om de storing te wissen.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet in de installatie gegarandeerd is in
alle omstandigheden.
Vereist minimumdebiet
20 l/min
OPMERKING
Indien glycol in het watercircuit werd toegevoegd en de
temperatuur van het watercircuit is laag, zal het debiet
NIET op het scherm van de gebruikersinterface worden
weergegeven. In dat geval kan het minimum debiet met
een pomptest worden gecontroleerd (controleer of storing
7H NIET op het scherm van de gebruikersinterface wordt
weergegeven).
OPMERKING
Wanneer
de
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
Zie de uitgebreide handleiding voor de installateur voor meer
informatie.
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in
inbedrijfstelling" [ 4 37].
tijdens
5.2
De waterleidingen aansluiten
5.2.1
De waterleidingen aansluiten
als
OPMERKING
Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de ter
plaatse te voorziene leidingen aansluit en zorg ervoor dat
ze op een lijn liggen. Vervormde leidingen kunnen ervoor
zorgen dat de unit niet goed werkt.
1 Sluit de lokale leidingen van de buitenunit aan op de
wateraansluitleidingen van de binnenunit.
5 Installatie van de leidingen
circulatie
in
alle
of
"8.2 Checklist
Installatiehandleiding
bepaalde
9