4.4 - Geheugenopslag bevestigen (Beknopte hand-
leiding - Stap 3)
1. Druk op de s-toets van een eerder opgeslagen zen-
der om de OMHOOG-beweging te starten.
2. Druk op de B-knop en controleer of de motor stopt.
• B-knop stopt de motor alleen als deze niet in de proce-
dure is of programmeermenu.
5 - GEHEUGENOPSLAG VAN DE SENSOR IN DE
HC3 / YUBIII
1. In de Gateway HC3 / Yubii – Selecteer +Apparaten
toevoegen -> Nice-apparaat.
2. Selecteer de koppelingsmodus: "Koppeling met BiDi
Multisensor of MyNice-alarmsensoren" (4e positie van
boven) en druk op Volgende.
3. Houd in de klimaatsensor (alle versies) de toets "B"
ingedrukt tot de 6e positie van het MENU – Led-volg-
orde = ROOD -> GROEN -> ORANJE -> GROEN ->
ORANJE -> ROOD – laat toets "B" weer los (de rode
led gaat langzaam knipperen).
4. Druk in HC3 / Yubii op "Koppelingsmodus".
5. In de klimaatsensor – druk kort op toets "B" om de
koppeling te starten (de RODE LED begint snel te
knipperen).
6. De klimaatsensor is nu gekoppeld aan de Gateway.
6 - KALIBREREN VAN DE SENSOREN
Nadat de sensoren in het geheugen zijn opgeslagen,
moeten ze als volgt worden gekalibreerd.
6.1 - Kalibreren van de zonnesensor (Beknopte
handleiding - Stap 4)
• Zet de luifel voor het uitvoeren van de procedure in de
middelste stand.
• Om de procedure op een willekeurig punt te verlaten,
drukt u op de B-knop.
1. Verlicht de zonnesensor met fel zonlicht; als de dag
erg bewolkt is, gebruik dan een lamp. De helderheid
van het licht dat op de sensor valt, moet minimaal 1
klux zijn.
18 – Nederlands
2. Houd de
-knop minstens 1 seconde ingedrukt en
laat los wanneer de LED groen begint te knipperen.
3. Controleer of de motor de zonwering laat zakken en
de groene LED meerdere keren kort knippert (= drem-
pel overschreden).
4. Dek de zonnesensor af met een hand of een zwar-
te doek die geen licht doorlaat, en controleer:
a) de LED knippert afwisselend meerdere keren kort
rood en groen (= drempelwaarde niet overschreden);
b) de motor gaat de luifel omhoog.
5. Verwijder uw hand of de doek.
6. Druk op de B-knop om de kalibratie te beëindigen.
6.2 - Kalibreren van de windsensor (Beknopte hand-
leiding - Stap 5)
• Zet de luifel voor het uitvoeren van de procedure in de
middelste stand.
• Om de procedure op een willekeurig punt te verlaten,
drukt u op de B-knop.
1. Houd de
-knop minstens 1 seconde ingedrukt en
laat los wanneer de LED rood begint te knipperen.
2. Draai de windsensorbladen en controleer: a) de motor
moet de luifel omhoog brengen; b) de sensor moet voor-
komen dat de motor andere commando's ontvangt
(waardoor de luifel wordt beschermd tegen de wind);
c) de LED moet meerdere keren rood knipperen (=
drempel overschreden).
3. Stop nu de lamellen en controleer: a) de LED
knippert meerdere keren kort rood en groen
(= drempelwaarde niet overschreden); b) de sensor
moet de beveiligingsfunctie deactiveren: stuur een
zendercommando naar de motor, de zonwering moet
reageren.
4. Druk op de B-knop om de kalibratie te beëindigen.
6.3 - De regensensor kalibreren (Beknopte handlei-
ding - Stap 6)
• Zet de luifel voor het uitvoeren van de procedure in de
middelste stand.
• Om de procedure op een willekeurig punt te verlaten,
drukt u op de B-knop.
• Waarschuwing! De regensensor kan heet zijn (ongeveer
45°C).
1. Houd de
-knop en de
-knop minstens 2 se-
conden ingedrukt en laat los wanneer de LED oranje
begint te knipperen.
2. Plaats een vinger op de regensensor, houd hem daar
en controleer: a) na 2 seconden moet de motor de lui-
fel omhoog brengen; b) de LED moet meerdere keren
oranje knipperen (= regen gedetecteerd).
3. Neem uw vinger van de sensor en controleer: na 3
seconden knippert de LED afwisselend enkele keren
kort rood en groen.
4. Druk op de B-knop om de kalibratie te beëindigen.
7 - DE WAARDE VAN DE KLIMAATSENSOR IN-
STELLEN
U kunt de "uitschakelwaarde" van de klimaatsensoren in-
stellen, dwz een waarde waarboven (of lager) de sensor
uitschakelt en een draadloos commando stuurt naar de
ontvanger waarin deze is opgeslagen.
7.1 - Bediening van de drempel "Wind" (fig. 5)
De windsensor meet de windsnelheid in realtime; wanneer
deze de drempel gedurende minstens 3 seconden over-
schrijdt, verzendt de sensor de status "Wind over drem-
pel" en schort het verzenden van opdrachten voor andere
sensoren op.
Wanneer de windsnelheid minimaal 4 minuten onder de
helft van de drempel zakt, stuurt de sensor de status
"Wind onder drempel". Na 10 minuten (ongeveer) hervat
de sensor het verzenden van andere commando's.
7.2 - Werking van de "Regen" sensor (fig. 6)
De regensensor werkt in de AAN/UIT-modus en heeft
geen drempelinstelling. Als het begint te regenen, stuurt
de sensor de status "Aanwezigheid van regen".
Wanneer de regen of sneeuw stopt, stuurt de sensor de
status "Afwezigheid van regen".
7.3 - Werking van de drempel "Zon" (fig. 7)
De zonnesensor meet realtime de helderheid van het
zonlicht; wanneer deze de drempel gedurende minstens
2 minuten overschrijdt, stuurt de sensor de status "Zon-