4. STARTHULP
4.1 STARTHULP
VOORZICHTIG: Als u het voertuig
start met een starthulp met een te
hoge spanning kunnen de
elektrische componenten
beschadigd raken en kan de garantie
verloren gaan.
-
Gebruik voor het hulpstarten
nooit een snellader.
-
Gebruik tijdens het hulpstarten
nooit een hogere spanning dan
29 V.
VOORZICHTIG:
-
Koppel de accukabels niet los
terwijl de motor draait.
Het losnemen van de accukabels
terwijl de motor draait, kan leiden tot
schade aan de elektrische
componenten.
Accusystemen
Het voertuig is voorzien van een normaal
accusysteem met een set van twee 12V-accu's.
De motor kan worden gestart met behulp van
startkabels die stroom halen uit:
-
afzonderlijke hulpaccu's (circa 24 V), of
-
een ander voertuig waarvan de motor loopt
(circa 29 V).
Hierbij mogen de accukabels niet worden
losgenomen.
De accubak kan op verschillende posities worden
geplaatst: naast het chassis of op het chassis
achter de cabine of tussen de langsliggers aan de
achterzijde van het chassis.
Op enkele van de posities zijn extra klemmen
aangebracht om de startkabels gemakkelijk te
kunnen aansluiten.
Accubak zonder extra accuklemmen
Verwijder het accubakdeksel en sluit de
startkabel eerst op de pluspool (+) aan. Sluit
vervolgens de startkabel aan op de minpool (–).
Maak bij het verwijderen eerst de minpool (–) los,
daarna de pluspool (+) en breng het deksel aan.
Wanneer de accu's geheel leeg zijn en de motor
draait, is het belangrijk dat de startkabels niet
meteen worden losgenomen. De motor moet
minstens 2 tot 3 minuten draaien voordat u de
startkabels losneemt, om schade aan het
elektrische systeem (piekspanning!) te
voorkomen.
©
202129
SLEEPINFORMATIE
Starthulp
6
4-1