5.8 Infuuszak of infuusfles aansluiten
Afbeelding 16
De druppelkamer moet altijd vrij hangen, verticaal naar beneden, om luchtbellen
te voorkomen.
5.9 Qiona
®
Extension eruit halen
Afbeelding 17
5.10 Ablatiekatheter aansluiten
Afbeelding 18
Aan de Qiona
krommingswaarden worden aangesloten, die voorzien zijn van een Luer-Lock-
aansluiting (vrouwelijk) volgens EN 1707:1996 voor aansluiting op de Qiona
Tube Set, alsmede van een thermisch element voor temperatuurbewaking. Ze
moeten altijd worden toegepast bij het gebruik van de Qiona
maximaal 50 ml/min toelaten en bestand zijn tegen een maximale pompdruk
van 7,3 bar. Bovendien moet de aangesloten ablatiekatheter een lagere
werkdruk hebben dan 1,5 bar bij 1 ml/min en 3,3 bar bij 35 ml/min (normale
overdrukherkenning) of 3,2 bar bij 50 ml/min (gevoelige overdrukherkenning)
(zie diagram in paragraaf 5.3.2.2 Pressure - overdrukherkenning). De
specificaties van de ablatiekatheter zijn te vinden in de bijbehorende
technische handleiding of moeten bij de fabrikant worden opgevraagd. Als de
specificatie van de ablatiekatheter onduidelijk is, mag deze niet worden
gebruikt.
Pagina 30 van 62
Toepassing en bediening
Neem de druppelkamer en verwijder de beschermkap.
Steek de druppelkamer in de infuuszak of de infuusfles met de
daarvoor bedoelde vloeistof.
Haal de slangverlenging „Qiona
verpakking.
Verwijder de beschermkappen van de Luer-connectoren en breng
de steriele slangverbinding tussen het pompsegment en de
applicator tot stand.
®
mogen alleen gekoelde ablatiekatheters met
®
Extension" uit de steriele
®
, een debiet van
Qiona
®
®