13. Bij montage van de steiger aan muurzijde kunnen naast het aanbrengen van ballast-
gewichten muurafstandhouders (toebehoren, bestelnr. 42920) worden gebruikt.
14. De toelaatbare belastbaarheid van de steiger bedraagt bij gelijkmatig verdeelde last
2,0 kN/m² (volgens NEN-EN-1004 - steigergroep 3).
15. Alle zwenkwielen kunnen door neerdrukken van de remhefbomen
worden vastgezet. De remhefbomen mogen alleen voor het ver-
plaatsen worden losgezet.
16. Als de steiger wordt verreden mogen zich geen
personen, materiaal of gereedschap op het platform
bevinden. Elk aanbotsen moet worden vermeden. De
steiger met de hand alleen in lengte- of in diagonale
richting verplaatsen op een vast en vlak opstelvlak
zonder hindernissen. Bij het verplaatsen mag de
normale stapsnelheid niet worden overschreden.
17. Het verplaatsen van de steiger met behulp van voertuigen (b.v. vorkheftruck) is
verboden. De steiger mag met de vorkheftruck niet worden opgetild, noch worden
getrokken of geschoven.
18. Het oppervlak waarop de steiger wordt verplaatst moet het gewicht ervan kunnen
opnemen.
19. Bij gebruik in openlucht of in open gebouwen
dient de steiger bij een windkracht van meer dan 6
(volgens beaufortschaal), bij opkomende storm en
aan werkeinde naar een tegen wind beschermde
plaats te worden verplaatst of door andere ge-
schikte maatregelen (b.v. verankeren) tegen kantelen
te worden beveiligd. Het overschrijden van de wind-
kracht 6 (12 m/s) kan worden herkend aan een
voelbare belemmering bij het gaan.
20. Als verankeringen in combinatie met dookverbindingen
worden gebruikt, dient het "Merkblatt für das Anbringen
der Dübel zur Verankerung von Fassadengerüsten"
(instructieblad voor het aanbrengen van doken voor
de verankering van gevelsteigers) (te bestellen bij Carl
Heymanns Verlag KG, Luxemburger Straße 449 in 50939
Köln -bestelnr. ZH 1/500) in acht te worden genomen.
21. Het overbruggen van steigers met planken als verbinding met gebouwen enz. is niet
toelaatbaar. De steiger mag niet als trappentoren worden gebruikt, om vandaar op
andere contructies te geraken.
22. Alvorens de steiger te gebruiken moet de verticale uitlijning ervan worden gecontroleerd
en, indien nodig, worden gecorrigeerd. Verder dient te worden gecontroleerd of de steiger in
overeenstemming met subhoofdstuk 2.8 zoals voorgeschreven en volledig is gemonteerd.
23. Bij het gebruik van traversen moeten deze onder een sport worden aangebracht. De
verdraaibeveiligingen van de traversen moeten steeds gemonteerd zijn.
Z500
Handleiding voor montage en gebruik
7
Z500