TRANSPORT
•
Controleer voordat u met de machine gaat rijden of
de machine goed is gemonteerd. Controleer of de
aseinden goed zijn aangebracht en of de pennen
goed vastzitten. Controleer de spanning van de
stabilisatoren van de trekstang
•
Controleer voordat u met de machine gaat rijden of
de benodigde lampen en reflectoren en het bord
"langzaam rijdend voertuig" goed zijn aangebracht.
Verder moet u controleren of de lampen goed
werken.
•
Controleer voordat u gaat rijden met de machine
aangekoppeld of de druk van de hydraulische
eenheid van de machine is afgelaten (tenzij anders
staat aangegeven in de bedieningsinstructies).
•
Neem altijd de geldende verkeersregels in acht
wanneer u op de openbare weg rijdt. De rijsnelheid
moet worden aangepast aan de specifieke
omstandigheden.
•
Houd tijdens het rijden rekening met de extra
massa door het gewicht van de machine en het
effect daarvan op de wendbaarheid en het
remvermogen van de kniklader.
•
Bedenk dat de achterkant van de machine
uitzwenkt in bochten.
•
Let op de hoogte van de machine in de buurt van
bruggen of andere hoogtebeperkende objecten.
•
Bij het achteruit rijden kan de machine het zicht
achteruit belemmeren. Wees uiterst voorzichtig.
Vraag indien nodig een andere persoon om u te
helpen door de benodigde afstanden aan te geven.
•
Het is verboden voor andere mensen om op de
machine mee te rijden.
GEBRUIK
Er treden veel bedrijfsongevallen
op in afwijkende omstandigheden.
!
Daarom is het belangrijk om
rekening te houden met alle
mogelijke omstandigheden die
GEVAAR!
kunnen optreden tijdens het
gebruik van de machine.
•
Afhankelijk van het type machine, heeft deze
diverse veiligheidsvoorzieningen en
beschermingen. Die zijn bedoeld om de machine
en de bestuurder te beschermen en mogen nooit
worden verwijderd of veranderd. Start of gebruik
de machine nooit zonder dat alle
veiligheidsvoorzieningen en beschermingen op
hun plaats zitten.
•
Steek nooit lichaamsdelen in de machine wanneer de
motor loopt.
•
Als er storingen ontstaan die de bedrijfsveiligheid in
gevaar kunnen brengen, zet u de machine uit.
•
Tijdens het gebruik is de bestuurder van de machine
verantwoordelijk voor de veiligheid in het hele
werkgebied. Het werk kan niet worden uitgevoerd in
de aanwezigheid van factoren die de
bedrijfsveiligheid in gevaar brengen.
•
Wees uiterst voorzichtig bij het
aankoppelen/loskoppelen van de machine van een
kniklader/aanhanger.
De bestuurder van de machine moet
!
altijd onbeperkt zicht hebben op het
werkgebied. Als dat niet mogelijk is,
moet de bestuurder met een
assistent werken.
VOORZICHTIG!
•
Kijk uit voor bewegende delen wanneer de machine
in werking is.
•
Beveilig de machine tegen onbevoegd en onbedoeld
gebruik (bijv. bewegen wanneer deze is geparkeerd)
wanneer de machine onbeheerd wordt achtergelaten.
•
Laat de machine nooit onbewaakt draaien.
•
Voorkom het veroorzaken van snelle, slagachtige belasting.
•
Overschrijd de gegeven bedrijfswaarden nooit.
•
Alle veiligheids- en waarschuwingsborden op en in de
machine moeten leesbaar en onbeschadigd zijn.
•
De machine mag niet worden gebruikt door personen
die onwel zijn of onder de invloed van drugs of
alcohol zijn.
ONDERHOUD
•
De machine mag alleen worden onderhouden en
gerepareerd door professionals.
•
Elektrische en hydraulische storingen mogen alleen
worden gerepareerd door geautoriseerde
professionals.
•
Neem contact op met de fabrikant als er moet worden
gelast.
•
Schakel de motor van de tractor uit en koppel de
kruiskoppeling los voordat u begint met service- of
reparatiehandelingen.
•
Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert, moet
de hoofdschakelaar van de tractor op UIT worden
gezet.
•
Controleer of er geen druk in het hydraulische
systeem zit.
•
Haal de sleutel uit het contactslot van de tractor
zolang er service of onderhoud wordt uitgevoerd.
Controleer of de voeding van de machine waar u aan
werkt, is uitgeschakeld.
6
CH100