Kalibrering
initialiseren
Vergroting (CM)
kalibreren
12
Motorzoom kalibreren
De instelnauwkeurigheid bij de motorzoom bedraagt af fabriek
±5%. Als u nog nauwkeuriger wilt werken, b.v. bij het meten,
dan kunt u het systeem kalibreren. De kalibrering blijft
opgeslagen tot deze gewijzigd of gewist wordt.
• Kalibrering altijd bij één trap (in het voorbeeld 50.0).
• Kalibreringsmodi: vergroting (C-Magn.) of referentie-afstand
(C-Dist.)
• Kalibreringshulpmiddelen: objectmicrometer in het objectni-
veau en streepplaat (10447182) in het oculair. De diameter
van de binnenste cirkel bedraagt 7 mm. Streepplaat plaatsen
zie handleiding M2-105-0.
• De optionele glijtafel vergemakkelijkt het precies verschuiven
van de objectmicrometer.
At Limit
Verschijnt deze melding bij het kalibreren
van de referentie-afstand met het handwiel
op het display, dan bent u buiten het instel-
bare bereik gekomen.
Vorige kalibreringen wissen (zie hoofdstuk pag. 13).
Gewenste zoomtrap met toets L M aanlopen
(in het voorbeeld 50.0).
Kalibrering met toets CAL initialiseren.
Kalibreringsmodus met toets L M kiezen:
vergroting (C-Magn.) of referentie-afstand (C-Dist.),
in het voorbeeld C-Magn.
Selectie bevestigen en weergeven SEL (pieptoon).
Al naargelang gekozen kalibreringsmodus verder in het
hoofdstuk "CM kalibreren" of "CD kalibreren".
Display na bevestigen van de selectie: in het voorbeeld CM 50.3
(CM = processtart)
In de oculairs kijken.
Objectmicrometer focaliseren.
• In het voorbeeld komt de diameter van de kleine cirkel van
7 mm bij zoompositie 50× overeen met een afstand van
1,40 mm op de objectmicrometer (7 : 5).
Vergroting met handwiel zodanig instellen, dat de diameter
van de kleine cirkel (lijn binnen) overeenstemt met de afstand
van 1,40 op de objectmicrometer.
Kalibrering bevestigen en weergeven 2× CAL (pieptoon).
Display (in het voorbeeld) A 50: A = markering van de
zoompositie waarop gekalibreerd werd.
Leica MZ16 A – Werking van systeem