FEV350
Gebruikershandleiding
Instelling
Spanningstoevoer
Zekeringtype en -
waarde
Max. laadstroom
14
Tabel 6. Menu Stationconfiguratie (Vervolg)
Stel de spanningswaarde en het aantal fasen van de spanningstoevoer
van het station in. De standaardinstelling is 230 / 400 V 3
Als 1
is geselecteerd, zijn L2- en L3-metingen niet beschikbaar voor
d
tests. Zie
In- of uitgangstest
Netspannings-/fasevolgordetest.
Het product gebruikt de spanningswaarde om de resultaten te
bepalen van:
Netspannings-/fasevolgordetests. Zie
fasevolgordetest.
Uitschakeltest voor aardlekschakelaars van 30 mA.
voor aardlekschakelaar van 30
Stel het zekeringtype van het station in. Stel vervolgens de
zekeringwaarde van het zekeringtype in. Het standaard zekeringtype is
LS C. De standaard zekeringwaarde is 20 A.
Als het zekeringtype of de zekeringwaarde van het station niet
in de lijst wordt weergegeven, selecteert u het meest
geschikte zekeringtype of de meest geschikte zekeringwaarde
voor tests.
Gebruik met een MFT om een lus-/lijnimpedantietest uit te voeren op
een aansluitpunt.
Het zekeringtype en de zekeringwaarde maken gebruik van normen
om de limiet voor lus-/lijnimpedantietests te bepalen. Zie
lijnimpedantietest.
Stel de maximale laadstroom van het station in. De standaardinstelling
is 16 A.
Als de maximale laadstroom van het station niet in de lijst
wordt weergegeven, selecteert u de meest geschikte
maximale laadstroom voor tests.
De maximale laadstroominstelling wordt gebruikt om het volgende te
bepalen:
De testmetingen en -resultaten bij een Proximity Pilot-test. Zie
Proximity
Pilot-test.
De gerapporteerde stationstroomsterkte bij een Control Pilot-test.
Zie
Control
Pilot-test.
Beschrijving
isolatie,
Lus-/lijnimpedantietest
Netspannings-/
mA.
Opmerking
Opmerking
.
d
en
Uitschakeltest
Lus-/