6.3. AANSLUITEN
Plaats de druk op de linker aansluitnippel (+) en de onderdruk op de rechter aansluitnippel (-) voor een posi-
tieve uitlezing op het display. De waarde op het display wordt weergegeven in de ingestelde meeteenheid.
Bij een negatieve druk verschijnt een negatieve waarde op het display.
Schade aan het instrument door onjuist gebruik
Zet het instrument altijd aan voordat er druk wordt aangeboden.
VOORZICHTIG
Zorg dat de druk nooit boven de maximale waarden komt (zie technische
Plaats de batterijen op de voorgeschreven wijze.
Verricht geen meting als er een lage batterij indicatie op het LCD aanwezig is.
Zorg dat er bij het meten aan aardgasinstallaties geen open vuur aanwezig is
Zorg dat voordat een meting wordt gedaan en bij verandering van het meetpunt
Probeer het instrument niet te nullen als er druk op de meter staat.
Gebruik dit instrument uitsluitend voor metingen aan gasvormige, niet-corrosieve media.
Zorg dat er geen vocht en vuil in de aansluitnippels en leidingen komt.
6.4. MEETMODI
Afhankelijk van het meetbereik zijn er verschillende meetmodi (submenu's) beschikbaar. De bedrijfsmodi ZERO
(nulpuntaanpassing) en UNIT (eenheid selecteren) zijn beschikbaar op alle instrumenttypen. De beschikbaarheid
van de bedrijfsmodus AUTO (automatisch bereik) is afhankelijk van het meetbereik. De Keuzetoets
wordt gebruikt om te wisselen tussen de verschillende meetmodi. De Escapetoets
programma en schakelt terug naar de meetmodus ZERO.
10
specificaties). Bij een overschrijding van de eindwaarde geeft de druk(verschil)
meter 'semi-auto-zero' knipperend weer op het display. De waarden zijn bij het
overschrijden van de eindwaarde niet meer betrouwbaar.
en er geen vonken kunnen ontstaan.
de waarde op het display 0 mbar aangeeft.
sluit het huidige