D en DL sensors
5)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik / Installatie-instructies
5.1)
Voor de sensors van type DT065, DT100 en DT150 geldt het volgende: de minimale procestemperatuur
is +32 °C.
5.2)
Als voor een toepassing sensoren met IIB-certificatie moeten worden gebruikt in explosiegevaarlijke
omgevingen van klasse IIC, kunnen deze sensoren worden aangepast door toevoeging van een speciale
serieweerstand aan de circuits van de bekrachtigingsspoel. Dit dient te worden uitgevoerd door de fabrikant
of diens vertegenwoordiger. In dat geval kan de sensor worden gemarkeerd met IIC en moet deze worden
gemarkeerd met een identificatiecode (een ETO nummer). Bovendien moet de fabrikant of diens vertegen-
woordiger een "Manufacturing Declaration" (fabrikantenverklaring) indienen waarin staat aangegeven
hoe de berekeningen hebben plaatsgevonden, welke weerstandswaarde moet worden toegevoegd en wat
de identificatiecode is.
5.3)
Het bovenstaande geldt ook voor sensoren met IIB- of IIC-certificatie die gebruikt gaan worden bij lagere
mediumtemperaturen dan aangegeven in de verklaring van het EC-typeonderzoek.
5.4)
Een combinatie van punt 5.2 en 5.3 is ook toegestaan.
8
ATEX installatie-instructies