Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Thermia Atlas Installatiehandleiding pagina 29

Verberg thumbnails Zie ook voor Atlas:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatiehandleiding
Atlas & Calibra
Minimum aanvoerleiding is de minimale aanvoerleidingtemperatuur die als basislijn voor de verwarmingscurve wordt gebruikt.
Maximum aanvoerleiding is de maximumtemperatuur die wordt gebruikt om de maximale aanvoerleidingtemperatuur voor de ver-
warmingscurve te begrenzen. (Let op: bij bepaalde vloerverwarmingstoepassingen kan een te hoog ingestelde maximumtemperatuur
voor de aanvoerleiding schade toebrengen aan de vloer.)
Seizoensstop is de ingestelde buitentemperatuur waarbij de warmtepomp de voorbereiding start om de verwarming te stoppen (of te
starten). Wordt vaak ingesteld op een waarde van ongeveer 17 °C.
Comfortfactor: Wanneer de verwarmingscurve goed is ingesteld, zal de verwarmingscurve bij aanpassingen met behulp van het com-
fortwiel in zijn geheel worden verhoogd of verlaagd; de helling van de verwarmingscurve wijzigt niet. Bij elke stap omhoog of omlaag
met het comfortwiel wordt de gewenste aanvoerleidingtemperatuur verhoogd en verlaagd met de ingestelde waarde van de Comfort-
factor. De fabrieksinstelling van de comfortfactor is 3, een waarde die geschikt is voor de meeste radiatorsystemen. Daarbij wordt de
gewenste aanvoerleidingtemperatuur met 3 °C verhoogd bij elke stap dat de instelling via het comfortwiel wordt verhoogd. Bij vloerver-
warmingssystemen is een comfortfactor van 2 vaak beter geschikt. Dat betekent dat als de verwarmingscurve en de comfortfactor goed
zijn ingesteld, het comfortwiel de ruimtetemperatuur in stappen van 1 °C zal aanpassen.
(Let op: In het menu kan een vast instelpunt voor de aanvoerleiding beschikbaar zijn. Dat instelpunt wordt niet gebruikt in normale
installaties en mag gewoonlijk niet worden geactiveerd.)
De verwarmingscurve toont de gewenste temperatuur van de aanvoerleiding op basis van de buitentemperatuur. De helling van de
verwarmingscurve kan worden aangepast door op de hellingknop 40 te drukken en met +/- aanpassingen te maken in de verwar-
mingscurveweergave (of in de instellingenweergave). Het is ook mogelijk om elk van de zeven coördinaten van de verwarmingscurve
(+1)
afzonderlijk aan te passen voor een verwarmingscurve die perfect is afgestemd op de specifieke toepassing. Druk daarvoor op
en
44
maak de aanpassingen met +/-. De individuele aanpassing kan met name nuttig zijn bij temperaturen rond 0 °C, waarbij de aanvoerlei-
dingtemperatuur mogelijk iets (1-2 °C) moet worden verhoogd om een perfect binnenklimaat te realiseren.
Houd er rekening mee dat de meeste gewijzigde instellingen met
moeten worden bevestigd, zodat ze worden opgeslagen.
Algemene richtlijn: Om de binnentemperatuur met ~1 °C te verhogen (bij een bepaalde buitentemperatuur), moet de temperatuur van
de aanvoerleiding met 2 tot 3 °C worden verhoogd in de verwarmingscurve-instellingen. De exacte waarde hangt af van het verwar-
mingssysteem.
De temperatuurreferentie (bv. 21 °C) die op het comfortwiel (startpagina) wordt getoond, kan afwijken van de werkelijke binnentempe-
ratuur en dient alleen als referentiewaarde voor de eindgebruiker om de werking te verduidelijken en het uitvoeren van aanpassingen
eenvoudiger te maken.
Thermia AB
BWCA01IG0210
29

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Calibra

Inhoudsopgave