R2E220-AA40-05
4.5 Aansluitingen controleren
; Controleer of alle fasen spanningsloos zijn.
; Beveilig de installatie tegen herinschakeling
; Controleer de aansluitleidingen op correcte zitting.
4.6 Apparaat inschakelen
Het apparaat mag pas na een correcte en voorgeschreven montage
inclusief de vereiste veiligheidsvoorzieningen en een correcte elektrische
aansluiting worden ingeschakeld. Dit geldt ook voor apparaten die reeds
door de klant zijn voorzien van insteek- en kleminrichtingen of
vergelijkbare verbindingselementen.
WAARSCHUWING
Hete motorbehuizing
Brandgevaar
→ Controleer of er zich geen brandbare en ontvlambare stoffen
in de omgeving van de ventilator bevinden.
; Controleer het apparaat vóór inschakeling op uitwendig herkenbare
schade en op werking van de veiligheidsvoorzieningen.
; Controleer de luchtwegen van de ventilator op vreemde voorwerpen
en verwijder deze.
; Breng de nominale voedingsspanning aan.
AANWIJZING
Beschadiging van het apparaat door trillingen
Lagerschade, verkorting van de levensduur
→ De ventilator moet binnen het gehele toerentalregelbereik
trillingsarm worden gebruikt.
→ Sterke trillingen kunnen bijvoorbeeld door ondeskundig
gebruik, transportschade en een hierdoor veroorzaakte
onbalans optreden of door een onderdeel- of
structuurresonantie worden veroorzaakt.
→ Tijdens de ingebruikname van de ventilator moeten
toerentalbereiken met te hoge trillingsniveaus en eventueel
aanwezige resonantiefrequenties worden vastgesteld.
→ Het resonantiebereik bij toerentalregeling zo snel mogelijk
passeren of een andere remedie toepassen.
→ Een werking bij te hoge trillingsniveaus kan tot voortijdige
uitval leiden.
4.7 Apparaat uitschakelen
; Koppel het apparaat bij de hoofdschakelaar los van de toevoerleiding
voor de voedingsspanning.
; Zorg ervoor dat u bij het loskoppelen de aardkabel als laatste
loskoppelt.
Artikelnr. 10282-5-9970 · DUT · Wijziging 260721 · Vrijgave 2022-07-06 · Pagina 9 / 11
ebm-papst Mulfingen GmbH & Co. KG · Bachmühle 2 · D-74673 Mulfingen · Phone +49 (0) 7938 81-0 · Fax +49 (0) 7938 81-110 · info1@de.ebmpapst.com · www.ebmpapst.com
Gebruiksaanwijzing
5. ONDERHOUD, STORINGEN, MOGELIJKE
OORZAKEN EN REMEDIES
Verricht geen reparaties aan uw apparaat. Zend het apparaat voor
reparatie of vervanging naar ebm-papst.
Storing / fout
Waaier draait scheef Onbalans van de
Motor draait niet
WAARSCHUWING
Spanning op klemmen en aansluitingen, ook bij
uitgeschakeld apparaat
Elektrische schok
→ Open het apparaat pas vijf minuten na de alpolige
uitschakeling van de spanning.
VOORZICHTIG
Elektrische lading op de condensator na uitschakeling
van het apparaat
Elektrische schok, gevaar voor letsel
→ Ontlaad de condensators voordat u werkzaamheden aan het
apparaat uitvoert.
VOORZICHTIG
Bij aangebrachte bedrijfsspanning wordt de motor,
bijvoorbeeld na een stroomuitval, automatisch weer
gestart.
Gevaar voor letsel
→ Blijf uit de gevarenzone van het apparaat.
→ Schakel de netspanning uit en beveilig deze tegen
herinschakeling alvorens werkzaamheden aan het apparaat
uit te voeren.
→ Wacht tot het apparaat stilstaat.
Als het apparaat langere tijd stil staat, bijvoorbeeld bij opslag,
adviseren wij om het apparaat gedurende ten minste twee uur
in bedrijf te stellen, zodat eventueel binnengedrongen
condenswater kan verdampen en de lagers in beweging
worden gesteld.
Mogelijke oorzaak
draaiende delen
Mechanische
blokkering
Netspanning onjuist
Aansluiting defect
Mogelijke remedie
Apparaat reinigen en
zo nodig vervangen
als na de reiniging
nog steeds onbalans
aanwezig is.
Zorg ervoor dat
tijdens de reiniging
geen
balanceergewichten
worden verwijderd.
Uitschakelen,
spanningsvrij maken
en mechanische
blokkering
verwijderen.
Netspanning
controleren,
spannings-
voorziening
hervatten.
Spanningsloos
maken, aansluiting
corrigeren, zie
aansluitschema.