R2E220-AA40-05
4. AANSLUITING EN INBEDRIJFSTELLING
4.1 Mechanische aansluiting tot stand brengen
VOORZICHTIG
Snij- en beknellingsgevaar bij het uit de verpakking
verwijderen van de ventilator
→ Neem het apparaat voorzichtig aan de wandring uit de
verpakking. Zorg ervoor dat u schokken absoluut vermijdt.
→ Draag veiligheidsschoenen en snijvaste
veiligheidshandschoenen.
AANWIJZING
Beschadiging van het apparaat door trillingen
Lagerschade, verkorting van de levensduur
→ Door installatieonderdelen mogen geen krachten of
ontoelaatbaar sterke trillingen op de ventilator worden
overgebracht.
→ Als de ventilator op luchtkanalen wordt aangesloten, dient
deze aansluiting trillingsontkoppeld te worden uitgevoerd,
bijvoorbeeld door middel van compensatoren of soortgelijke
elementen.
→ De ventilator spanningsvrij aan de onderconstructie
bevestigen.
; Controleer het apparaat op transportschade. Beschadigde apparaten
mogen niet meer worden gemonteerd.
; Monteer het onbeschadigde apparaat in overeenstemming met uw
applicatie.
VOORZICHTIG
Beschadiging van het apparaat mogelijk
Als het apparaat bij de montage verschuift, kan dat leiden tot
ernstige beschadigingen.
→ Zorg ervoor dat het apparaat op de inbouwplaats wordt
gefixeerd totdat alle bevestigingsbouten zijn vastgedraaid.
De ventilator mag bij het vastschroeven niet onder spanning komen te
●
staan.
4.2 Elektrische aansluiting tot stand brengen
GEVAAR
Elektrische spanning op het apparaat
Elektrische schok
→ Breng altijd eerst een aardkabel aan.
→ Controleer de aardkabel.
GEVAAR
Defecte isolatie
Levensgevaar door elektrische schokken
→ Gebruik alleen leidingen die aan de installatievoorschriften
inzake spanning, stroom, isolatiemateriaal, belastbaarheid
enz. voldoen.
→ Installeer de leidingen zodanig dat deze niet met de
roterende onderdelen in contact kunnen komen.
VOORZICHTIG
Elektrische spanning
De ventilator is een inbouwcomponent en heeft geen eigen
stroomonderbrekende schakelaar.
→ Sluit de ventilator alleen aan op stroomcircuits die met een
alpolige schakelaar kunnen worden uitgeschakeld.
Artikelnr. 10282-5-9970 · DUT · Wijziging 260721 · Vrijgave 2022-07-06 · Pagina 6 / 11
ebm-papst Mulfingen GmbH & Co. KG · Bachmühle 2 · D-74673 Mulfingen · Phone +49 (0) 7938 81-0 · Fax +49 (0) 7938 81-110 · info1@de.ebmpapst.com · www.ebmpapst.com
Gebruiksaanwijzing
4.2.1 Voorwaarden
; Controleer of de gegevens op het typeplaatje overeenstemmen met
de aansluitgegevens.
; Is de bedrijfscondensator niet door ebm-papst ingebouwd, controleer
dan of de gegevens van de bedrijfscondensator overeenstemmen met
de gegevens op het typeplaatje.
; Controleer alvorens het apparaat aan te sluiten of de
voedingsspanning overeenstemt met de spanning van het apparaat.
; Gebruik alleen kabels die zijn ontworpen voor de stroomsterkte
conform het typeplaatje.
Let bij het berekenen van de doorsnede op de
berekeningsgrondslagen volgens EN 61800-5-1. De aardkabel moet
minstens over de doorsnede van de buitengeleider beschikken.
Wij adviseren het gebruik van 105°C-leidingen. De minimale
leidingdoorsnede mag niet lager zijn dan
AWG26/0,13 mm² .
Aarddraad-overgangsweerstand conform EN 60335
De naleving van de weerstandspecificaties conform EN 60335 voor het
aansluitcircuit voor de aarding moet in de uiteindelijke toepassing worden
gecontroleerd. Afhankelijk van de inbouwsituatie kan het noodzakelijk
zijn om via het op het apparaat aanwezige extra aansluitpunt voor een
aarddraad nog een aarddraad aan te sluiten.
4.2.2 Spanningsregeling
De opwarming van de motor bij gebruik van een spanningsregeling moet
door de klant in de inbouwsituatie in het eindapparaat worden
gecontroleerd.
4.2.3 Frequentieomvormer
Gebruik een frequentieomvormer alleen na overleg met ebm-papst.
→ Bij werkzaamheden aan de ventilator moet u de installatie/
machine waarin de ventilator is gemonteerd, tegen
herinschakeling beveiligen.
AANWIJZING
Binnendringen van water in aders of leidingen
Er dringt water binnen aan het kabeluiteinde bij de klant.
Hierdoor kan het apparaat worden beschadigd.
→ Zorg ervoor dat het leidinguiteinde in een droge omgeving is
aangesloten.
Sluit het apparaat alleen aan op stroomcircuits die met een
alpolige schakelaar kunnen worden uitgeschakeld.
AANWIJZING
Bij toerentalregeling door transformators of elektronische
spanningsregelaars (bijvoorbeeld faseaansnijding) kan een
verhoging van de stroom optreden. Bij faseaansnijding kunnen
bovendien, afhankelijk van de inbouwwijze van het apparaat,
geluiden en trillingen optreden. Trillingen kunnen tot lagerschade
en daardoor tot voortijdige uitval leiden.
Breng voor het gebruik op frequentieomvormers alpolig
werkende sinusfilters (fase-fase en fase-aarde) tussen de
omvormer en motor aan.
Door een alpolige sinusfilter wordt de motor bij werking van de
frequentieomvormers beschermd tegen hoge
spanningstransiënten die het wikkelingsisolatiesysteem kunnen
vernielen, en tegen schadelijke lagerstromen.