1. Het objectief bevestigen
en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera
voor informatie betreffende het bevestigen en
verwijderen van het objectief.
Na het verwijderen van het objectief plaatst u het
●
●
met de achterkant omhoog om te voorkomen dat het
lensoppervlak en de contactpunten beschadigd worden.
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als
●
●
er vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren
in corrosie of een gebrekkige elektrische
verbinding. Dit kan een foutieve werking van de
camera en het objectief tot gevolg hebben.
Als de contactpunten vuil zijn of als er
●
●
vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een
zacht doekje schoonmaken.
Bevestig de lensdop en stofkap bij het loskoppelen
●
●
van de lens. Bij het bevestigen van de stofkap, lijn de
lensbevestigingsmarkering uit met de index van de stofkap
en draai met de klok mee zoals aangegeven in de afbeelding.
Volg de omgekeerde procedure om het los te maken.
2. Zoomen
Om te zoomen, draait u aan de zoomring van
het zoomobjectief.
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat
●
●
u met scherpstellen begint. Zoomen na het
scherpstellen kan van invloed zijn op de
scherpstelling.
Er kan tijdelijke onscherpte optreden als er te
●
●
snel aan de zoomring gedraaid wordt.
Zoomen als de camera op OFF (UIT) staat zal in
●
●
een vertraagde scherpstelling resulteren.
Zoomen tijdens belichting "stilstaand beeld" zal
●
●
resulteren in vertraagde scherpstelling. Dit zorgt
ervoor dat iedere lichtstreep gevangen tijdens de
belichting zal vervagen.
NLD-7