<Drempelwaarde voor koelmiddeldichtheidalram>
Na het waarnemen van koelmiddellekkage zullen de alarmtoon en het knipperen van het storingslampje (rood) veranderen
om een afnemende concentratie aan te geven.
Het concentratiepeil voor het inschakelen van de waarschuwingssignalen is instelbaar.
De patronen voor de alarmtoon en het storingslampje (rood) zijn als volgt.
Wanneer er koelmiddellekkage wordt
bespeurd
Wanneer de concentratie van
koelmiddel in het vertrek minder wordt
2. Hoe de detector in te stellen
Wanneer de detector lekkage van koelmiddel bespeurt, klinkt de alarmtoon en licht het storingslampje
(rood) op om voor de lekkage te waarschuwen.
Elk van de volgende instellingen kan op de detector worden gemaakt. Neem contact op met uw dealer voor
het maken van deze instellingen.
<Functie om de alarmtoon te stoppen>
Deze functie stopt de alarmtoon die klinkt bij koelmiddellekkage met de schakelaar op de detector. Deze functie staat
ingeschakeld bij aflevering van de fabriek .
Wanneer deze functie wordt ingeschakeld kunt u met een enkele druk op de schakelaar terwijl de alarmtoon van de detector
klinkt, de alarmtoon stoppen. Daarbij zal echter het knipperen van het storingslampje (rood) niet stoppen.
U kunt de functie uitschakelen om het stoppen van de alarmtoon met de schakelaar te annuleren.
<Alarm-functie>
Deze functie zorgt dat er een alarmtoon klinkt wanneer er koelmiddellekkage optreedt. Deze functie staat ingeschakeld bij
aflevering van de fabriek .
Wanneer er andere waarschuwingssignalen voor de koelmiddellekkage worden toegepast, kunt u de functie voor het laten
klinken van de alarmtoon uitschakelen.
Wanneer de alarmtoon van deze detector wordt uitgeschakeld, moet er worden voorzien in een andere waarschuwingsmethode
LET OP
voor koelmiddellekkage. Gebruik zonder enig waarschuwingssysteem kan gevaar opleveren als er koelmiddellekkage optreedt.
<Functie voor het waarnemen van lekkage>
Deze functie dient ter detectie van koelmiddellekkage. Deze functie staat ingeschakeld bij aflevering van de fabriek .
Bij gebruik van andere detectors voor koelmiddellekkage en de toepassing van deze detector uitsluitend voor het weergeven
van de alarmtoon kunt u desgewenst de functie voor detectie van koelmiddellekkage uitschakelen.
Wanneer de detectiefunctie van deze detector wordt uitgeschakeld, moet er een andere voorziening voor detectie van
LET OP
koelmiddellekkage worden aangebracht. Het ontbreken van een detector kan gevaar opleveren als er koelmiddellekkage optreedt.
5. STORING EN WAARSCHUWING
Als de lampjes gaan knipperen en de alarrmtoon klinkt, wijst dat op een probleem met de detector
In dat geval moet de toestand van de detector worden doorgegeven aan de dealer voor inspectie en reparatie.
De detector kan de koelmiddellekkage niet correct waarnemen.
LET OP
Deze toestand is gevaarlijk als er koelmiddellekkage optreedt.
Nee.
Type storing
1 Storing in de koelmiddelsensor
2 Losgeraakte koelmiddelsensor
Overmatig aangesloten (te veel
3
binneneenheden)
Gebroken stroomdraad voor de
4
temperatuursensor
5 Communicatiestoring
Status van de binneneenheden niet
6
geregistreerd bij inschakelen
*1: De lampjes knipperen als volgt.
Tegelijk: Het werkingslampje (groen) en het storingslampje (rood) knipperen tegelijk. Om beurten: Het werkingslampje (groen) en het
storingslampje (rood) knipperen om beurten.
*2: De werking wanneer de schakelaar eenmaal wordt ingedrukt tijdens elk van de storingen.
Storingslampje
Alarmtoon
(rood)
Voortdurend
Continu
knipperen
Met
Knippert 5 keer
tussenpozen
Voornaamste oorzaak
De koelmiddelsensor is defect.
De koelmiddelsensor is losgeraakt.
Een stroomdraad voor de koelmiddelsensor is gebroken.
Aangesloten op meer dan 17
binneneenheden.
De temperatuursensor is losgeraakt.
Een stroomdraad voor de temperatuursensor is gebroken.
Geen communicatie met de
binneneenheden.
De binneneenheden reageren niet.
-
8
Werkingslampje (groen)
UIT
Onderbroken geluid:
Synchroon, tegelijk met het knippe-
UIT
ren van het storingslampje (rood).
Hoog:
Hetzelfde peil als de concentratie waarbij de
koelmiddellekkage wordt waargenomen.
De gekozen instelling bij aflevering vanaf de fabriek.
Normaal: Het peil van de concentratie is tussen Hoog en Laag.
Laag:
Het concentratiepeil dichtbij de laagste
concentratie die de detector nog kan waarnemen.
Werkingslampje
(groen)
1 knipperend
(om beurten)
2 knipperend
(om beurten)
3 knipperend
(tegelijk)
4 knipperend
(tegelijk)
5 knipperend
(tegelijk)
6 knipperend
(tegelijk)
-
*1
*2
Storingslampje
Schakelaar 1
Alarm
(rood)
indrukken
1 knipperend
Alarm
AAN
(om beurten)
UIT
2 knipperend
Alarm
AAN
(om beurten)
UIT
3 knipperend
UIT
–
(tegelijk)
4 knipperend
UIT
–
(tegelijk)
5 knipperend
UIT
–
(tegelijk)
6 knipperend
UIT
–
(tegelijk)