ONDERHOUD EN OPBERGEN
Als u uw camera wilt reinigen, wrijf hem dan af met een zachte doek zonder pluizen.
Reinig de lens uitsluitend met speciale lensreinigingsdoekjes en lensreinigingsvloeistof (Raadpleeg
uw fotovakman).
Houd uw camera uit de buurt van zand en water.
Bewaar uw camera op een droge, koele en stofvrije plaats.
Laat bij warm weer uw camera nooit achter in een afgesloten auto of in het volle zonlicht.
Bescherm uw camera tegen harde stoten of trillingen. Hebt u uw camera laten vallen, controleer dan
eerst de werking ervan voordat u hem weer gaat gebruiken.
! Waarschuwing
Probeer nooit zelf de camera te demonteren. De elektronische onderdelen van de camera staan
onder hoge spanning en kunnen verwondingen veroorzaken als ze worden aangeraakt.
Het temperatuurbereik waarbinnen de camera goed werkt, loopt van 50˚C tot -10˚C.
Zeer lage temperaturen kunnen de juiste werking van de camera verstoren. Houd, wanneer u bij
temperaturen van lager dan 7˚C wilt gaan fotograferen, de camera en de batterij warm.
Als de camera zeer koud wordt, laat deze dan weer langzaam op kamertemperatuur komen door hem
in de tas te laten. Door condensatie kunnen opnamen worden verknoeid en bij extreme
omstandigheden kunnen zelfs de elektronische componenten in de camera beschadigd raken.
Ondervindt u problemen met uw camera, ga er dan mee naar de fotospeciaalzaak waar u de camera
kocht.
[ 31 ]