3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Verwondingsgevaar wanneer het product
onopzettelijk start.
v Trek de stekker van het product uit het stopcon-
tact voordat u het product aansluit, instelt of
transporteert.
Water pompen:
Wanneer de pomp niet via de greep kan worden neerge-
laten, moet de pomp altijd met behulp van een touw wor-
den neergelaten. Bevestig het touw door dit door de daar-
voor bestemde ogen te trekken en vast te knopen. Mini-
male dompeldiepte bij ingebruikname, zie 7. TECHNISCHE
GEGEVENS.
De pomp moet zodanig worden neergezet, dat de inlaat-
openingen bij de zuigvoet niet in z'n geheel of gedeeltelijk
door verontreinigingen worden geblokkeerd.
In een vijver dient de pomp bijv. op een baksteen te wor-
den gezet.
Wanneer bij ingebruikname wordt aangezogen dicht bij het
minimale waterpeil, kan het langer duren voordat er water
wordt aangezogen.
1. Dompel de pomp onder.
2. Steek de stekker van de pomp in het stopcontact.
Let op! De pomp kan, afhankelijk van de instelling van
de vlotterschakelaar, direct starten.
Automatische modus met vlotterschakelaar [ afb. O1 ]:
Door de vlotterschakelaar
u de schakelhoogtes zelf bepalen. Voor een veilige
werking moet de vlotterschakelaar zich vrij rond de
pomp kunnen bewegen.
Instellen van de in- en uitschakelhoogte [ afb. O1 ]:
De maximale inschakelhoogte en minimale uitschakel-
hoogte (zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS) kunnen worden
aangepast, door de kabel van de vlotterschakelaar in de
vlotterschakelaarver grendeling
4. ONDERHOUD
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Verwondingsgevaar wanneer het product
onopzettelijk start.
v Trek de stekker van het product uit het stopcon-
tact voordat u het product onderhoudt.
Pomp reinigen:
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Verwondingsgevaar en risico op beschadi-
ging van het product.
v Maak het product niet schoon met een waterstraal
(in het bijzonder niet onder hoge druk).
v Reinig niet met chemicaliën, inclusief benzine of
oplosmiddelen. Sommige stoffen kunnen belang-
rijke kunststof onderdelen beschadigen.
(5)
in te stellen, kunt
(A)
te drukken.
• Hoe hoger de kabel wordt vastgeklemd, des te hoger
zijn in- en uitschakelhoogte.
• Hoe korter de kabel tussen de vlotterschakelaar
de vergrendeling van de vlotterschakelaar
lager wordt de inschakelhoogte en des te hoger wordt
de uitschakelhoogte.
1. Druk de kabel van de vlotterschakelaar
openingen van de vergrendeling van de vlotterschake-
(A)
laar
.
2. Controleer of de pomp automatisch uitschakelt.
LET OP!
v Om ervoor te zorgen dat het in- en uitschakelen
van de vlotterschakelaar gewaarborgd is,
moet de kabellengte tussen vlot terschakelaar en
vlotterschakelaarvergrendeling min. 10 cm
bedragen.
Handmatige modus [ afb. O2 ]:
De pomp werkt continu, omdat de vlotterschakelaar
wordt overbrugd.
1. Schuif de vlotterschakelaar
den op de vergrendeling van de vlotterschakelaar
2. Plaats de pomp zodanig in het water dat deze stevig
staat.
3. Steek de stekker van de pomp in het stopcontact.
Let op! De pomp begint direct te lopen.
De pomp loopt continu zonder droogloopbeveiliging van-
wege de overbrugde vlotterschakelaar. Om beschadigin-
gen door drooglopen te voorkomen mag de pomp alleen
onder toezicht worden gebruikt.
De min. resterende waterhoogte (zie 7. TECHNISCHE
GEGEVENS) wordt alleen bereikt in de handmatige modus,
omdat de vlotterschakelaar in de automatische modus de
pomp al voortijdig uitschakelt.
v Reinig het oppervlak van de pomp met een vochtige
doek.
Pomp doorspoelen:
Na het pompen van chloorhoudend, wasmiddelhoudend of
sterk vervuild water moet de pomp worden doorgespoeld.
1. Pomp lauwwarm water (max. 35 °C) evtl. met toevoe-
ging van een mild reinigingsmiddel (bijv. afwasmiddel),
totdat het gepompte water helder is.
2. Voer resten af volgens de richtlijnen van de afvalverwij-
deringswet.
(5)
en
(A)
is, des te
(11)
in een van de
(5)
met de kabel naar bene-
(A)
.
27