INHOUD
1. TOEPASSINGEN ....................................................................................................................................... 1
2. POMPBARE VLOEISTOFFEN .................................................................................................................. 1
4. BEHEER ..................................................................................................................................................... 2
Opslag ............................................................................................................................................... 2
4.1
Transport ........................................................................................................................................... 2
4.2
Gewicht en afmetingen ..................................................................................................................... 2
4.3
5. WAARSCHUWINGEN ............................................................................................................................... 2
6. INSTALLATIE ............................................................................................................................................ 2
7. ELEKTRISCHE AANSLUITING ................................................................................................................. 3
8. STARTEN ................................................................................................................................................... 3
9. VOORZORGSMAATREGELEN ................................................................................................................ 4
10. ONDERHOUD EN REINIGING ................................................................................................................ 4
10.2 Reiniging van de rotor ........................................................................................................................ 4
11. PROBLEMEN OPSPOREN ..................................................................................................................... 5
12. GARANTIE ...............................................................................................................................................5
WAARSCHUWINGEN
Lees deze
documentatie
aandachtig door
vóór de installatie.
1. TOEPASSINGEN
De professionele dompelpompen worden ontworpen en gebouwd voor het pompen van schoon water. Met manuele of
automatische werking, voor het leegpompen van kelders en ondergrondse garages die kunnen onderlopen, voor het
leegpompen van zinkputten,
compacte, goed te hanteren vorm kunnen deze pompen ook worden gebruikt als draagbare pompen voor
bijzondere toepassingen in noodgevallen, zoals het oppompen van water uit tanks of rivieren, het leegpompen van
zwembaden en fonteinen of van afgravingen en onderdoorgangen.
Volgens de normen voor ongevallenpreventie die op dit gebied van kracht zijn, mogen deze pompen
niet worden gebruikt in zwembaden, vijvers, bassins waar zich mensen bevinden, of voor het pompen
van koolwaterstoffen (benzine, gasolie, stookolie, oplosmiddelen enz.). Zij werden niet ontworpen voor
continu gebruik, maar voor gebruik in noodsituaties met beperkte duur. Maak de pomp schoon alvorens
ze terug op te bergen: zie hoofdstuk "Onderhoud en Schoonmaak".
2. POMPBARE VLOEISTOFFEN
Schoon water
Regenwater
Grijs afvalwater
Afvalwater
Ongezuiverd verontreinigd water dat vaste voorwerpen met lange vezels bevat
Fonteinwater
Water van rivieren of meren
Max. afmetingen deeltjes [mm]
•
Geschikt
Niet geschikt
o
De pomp is waterdicht en moet in de vloeistof worden ondergedompeld tot op een max. diepte van 7 m. Zie Tabel 3.
3. TECHNISCHE GEGEVENS EN GEBRUIKSBEPERKINGEN
•
Voedingsspanning: 220-240V, zie het plaatje met
elektriciteitsgegevens
•
Vertraagde lijnzekeringen (versie van 220-240V): waarden bij
benadering (ampère)
•
Temperatuurbereik van de vloeistof: -10°C +40°C
NEDERLANDS
Trek steeds de stekker uit het stopcontact alvorens enige interventie
uit te voeren. Vermijd absoluut de droge werking: de pomp mag enkel worden
aangeschakeld wanneer hij is ondergedompeld in het water. Wanneer het
water is weggezogen moet de pomp onmiddellijk worden uitgeschakeld door
de stekker uit het stopcontact te trekken.
straatkolken
of
regenwaterputten
aangesloten
1
op
dakgoten,
enz.
Dankzij
•
•
•
o
o
•
•
Tabel 1
Ø 5
Lijnzekeringen
220-240V 50Hz
2
hun
Tabel 2