Installatie
18
5.3
Montage van de armatuur in het proces
5.3.1
Algemene montage-instructies
VOORZICHTIG
L
Gevaar voor lichamelijk letsel door hoge temperatuur of chemische stoffen wanneer
het procesmedium ontsnapt.
‣
Draag veiligheidshandschoenen, een veiligheidsbril en beschermende kleding.
‣
Installeer de armatuur alleen in tanks of leidingen die zijn afgekoeld, leeg en drukloos
zijn en zijn gespoeld.
LET OP
Wanneer de retourleidingen onvoldoende zijn gedimensioneerd, stijgend verlopen, te
lang zijn of verkeerd zijn geïnstalleerd, bestaat het risico voor overmatige tegendruk
in de armatuur. Dit kan de goede werking van de armatuur en met name de sensoren
ernstig verstoren waardoor onherstelbare schade kan optreden.
‣
Houd retourleidingen zo kort mogelijk en vermijdt onnodige doorstroomweerstanden
en het spoelen van leidingen.
‣
Retourleidingen moeten worden ontworpen, gedimensioneerd en geïnstalleerd
conform de drukspecificaties van de armatuur en de sensoren.
‣
Korte retourleidingen met een open uitlaat verdienen de voorkeur, met name voor
armaturen met een groot aantal modules.
• Vanwege de lage debieten, is de armatuur niet geschikt voor directe montage in de
procesleiding. Het moet in plaats daarvan worden geïnstalleerd in een aftakleiding
of een bypass. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker het juiste type
procesaansluiting te selecteren en te testen.
• Wanneer de procesdruk boven 4 bar (58 psi) overdruk ligt, is het gebruik van een
drukreduceer bovenstrooms van de armatuur nodig. De drukreduceer moet worden
geconfigureerd passend bij de drukspecificaties van de sensor of armatuur. De
lagere druk hier is de maximaal toegestane insteldruk.
• Wanneer vaste deeltjes aanwezig zijn in het medium, kan dit de goede werking
van de armatuur en de sensoren beïnvloeden. Het verdient aanbeveling een
deeltjesfilter/vuilfilter met een maaswijdte van 500 µm bovenstrooms van de
armatuur te installeren. Let erop, dat het filter ook met regelmatige intervallen
moet worden onderhouden om de juiste werking te waarborgen.
• De aansluitleidingen (pijp of slang) moeten zodanig worden geselecteerd of
gedimensioneerd, dat deze bestand zijn tegen het procesmedium, temperaturen en
drukken. Let op de technische specificatie van de armatuur en de sensoren.
• De aansluitleidingen (pijp of slang) moeten worden aangesloten op de
procesaansluitingen van de armatuur zonder kracht of spanning. Voer indien nodig
passende trekontlastingen uit.
• Controleer voor de installatie de flensafdichting tussen de flenzen.
5.3.2
Procesaansluiting aan de armatuur
1. Monteer de armatuur op een verticaal oppervlak.
2. Sluit het medium aan met standaard in de handel verkrijgbare aansluitfittingen.
Gebruik afhankelijk van de specificaties conventionele afdichtingsmaterialen, bijv.
schroefdraadafdichttape of O-ring (aanbevolen) van geschikt materiaal, bijv. FKM.
Flowfit CYA27
Endress+Hauser