INSTALLATIE
3
3.2 Voorwaarden voor de installatie
Bij het installeren van het toestel in de leidingen moeten de volgende punten in acht
worden genomen:
•
De vlotterdebietmeter moet verticaal worden geïnstalleerd (meetprincipe). De flowrichting is
van beneden naar boven. Voor aanbevelingen met betrekking tot de installatie, zie ook
VDI/VDE 3513, blad 3.
H250H's worden horizontaal geïnstalleerd, en H250U toestellen verticaal met de flowrichting
van boven naar beneden.
Een rechte, ongestoorde inlaatsectie van ≥ 5 DN aan inskoom zijde van het toestel en een
•
rechte uitlaatsectie van ≥ 3 DN aan uitstroom zijde van het toestel worden aanbevolen.
Schroeven, bouten en afdichtingen moeten worden geleverd door de klant, en moeten
•
worden geselecteerd overeenkomstig de drukklasse van de aansluiting.
De binnendiameter van de flens wijkt af van de standaardafmetingen.
•
De flensafdichtingsnorm DIN 2690 of ASME B16.21 kan worden toegepast.
Lijn de afdichtingen uit. Span de moeren met de aanhaalmomenten voor de betreffende druk.
•
Voor toestellen met een bekleding van PTFE of keramiek en afdichtingsvlakken van PTFE, zie
het hoofdstuk "Aanhaalmomenten".
Besturingsorganen moeten aan instroom zijde van het meettoestel worden geplaatst.
•
Afsluitorganen moeten bij voorkeur aan uitstrom zijde van het meettoestel worden geplaatst.
•
Alvorens de aansluiting te maken, moeten de leidingen die naar het toestel gaan worden
•
uitgeblazen of -gespoeld.
Leidingen voor gasflows moeten worden gedroogd voordat het toestel wordt geïnstalleerd.
•
Gebruik connectors die geschikt zijn voor de betreffende toestelversie.
•
Lijn de leidingen centrisch uit met de aansluitboringen in het meettoestel, zodat ze
•
spanningvrij zijn.
Indien nodig moeten de leidingen worden ondersteund, om de trillingen die op het
•
meettoestel worden overgedragen te beperken.
Leg signaalkabels niet direct naast voedingskabels.
•
28
www.krohne.com
H250 M40
11/2018 - 4007393901 - TD H250-M40 R05 nl