3.1 - Voorafgaande controles
•
De voedingskabel moet worden beschermd door geschikte
magneto-thermische (conform de IEC/en 60898-1-norm,
met een vermogen tot 16 A) en aardlekschakelaars.
•
Er moet een ontkoppelinrichting in de voedingskabel van
het elektriciteitsnet worden gestoken (de afstand tussen de
contacten moet minstens 3 mm zijn bij een overspanning-
scategorie van III) of een gelijkwaardig systeem, bijvoor-
beeld een stopcontact en een bijbehorende stekker. Als de
uitschakelinrichting voor de voeding niet in de buurt van de
automatisering is gemonteerd, moet deze zijn voorzien van
een vergrendelingssysteem om onbedoelde, onbevoegde
aansluiting te voorkomen.
3.2 - Elektrische aansluitingen
AA Volg alle aansluitinstructies zorgvuldig op. Als u
twijfelt, doe dan geen experimenten, maar raadpleeg de
relevante technische specificaties die ook beschikbaar zijn
op de website: www.niceforyou.com. Een verkeerde
aansluiting kan gevaarlijk zijn en schade aan het systeem
veroorzaken.
3.3 - Aansluiting van de motor
De eenfasige asynchrone motoraansluiting op het elektriciteitsnet moet via de klemmen O1-N-O2 (omhoog, gemeenschappelijk, omlaag)
zijn. Omhoog komt overeen met de toetsen van de zenders en S1-drukknop, omlaag naar toets
draairichting van de motor incorrect is, verwissel dan de aansluitingen van aansluitingen O1 en O2.
Sluit nooit meer dan één motor per regeleenheid aan!
3.4 - Voeding
De elektrische voeding van de regeleenheid moet worden aangesloten door middel van klemmen L en N (onder spanning, neutraal). De BiDi-
Shutter-regeleenheid kan werken met een voedingsspanning van 100 tot 240 volt en een frequentie van 50 of 60 Hz.
3.5 - Drukknoppen
Indien nodig kunnen externe drukknoppen worden aangesloten op de klemmen S1 en S2, die de eenheid rechtstreeks kunnen bedienen.
De drukknoppen zijn aangesloten tussen de nulleider (N) en de klemmen S1 en S2, zoals weergegeven in afbeelding 2. De op S1 aanges-
loten drukknop is verantwoordelijk voor de opwaartse beweging en de op S2 aangesloten drukknop is verantwoordelijk voor de neerwaartse
beweging.
De drukknoppen zijn voorzien van netspanning en moeten daarom voldoende beschermd en geïsoleerd zijn.
4
ZENDERS ONTHOUDEN
•
In dit hoofdstuk worden de geheugenprocedures in modus I beschreven, die worden gebruikt om één enkele automatisering
te besturen met de 3 toetsen van de zenders en Modus II, die wordt gebruikt om een automatisering te besturen met één
enkele toets, waardoor de andere toetsen vrij blijven voor de besturing van andere automatiseringen.
•
De sleutel
komt overeen met de centrale sleutel van de zenders ERGO, PLANO en NICEWAY.
•
Alle memorisatiesequenties worden getimed, wat betekent dat ze binnen de ingestelde tijdslimieten moeten worden
voltooid.
•
Bij zenders die meerdere "groepen" overwegen, moet de betreffende groep die aan de regeleenheid moet worden gekop-
peld worden geselecteerd voordat verder kan worden gegaan.
•
Instellingen via de radio zijn mogelijk op alle ontvangers binnen de straal van de zender, en daarom mag alleen het apparaat
dat nodig is voor de werking van de zender worden gevoed.
4.1 - Modus I
In modus I is het commando dat hoort bij de toetsen van de zender vast (tabel A1). In modus I wordt voor elke zender slechts één geheugenfase
uitgevoerd en wordt slechts één geheugenlocatie bezet. Tijdens het opslaan in modus I is het niet belangrijk welke toets op de zender wordt
ingedrukt.
Tabel A1 - Opslaan met modus I
Toets
Toets
of 1e kanaal
Toets
of 2e kanaal
Toets
of 3e kanaal
Opdracht
Omhoog
Stoppen
Omlaag
1 2 3 4 5 6
S1 S2 O2 O1 L N
2
en S2-drukknop. Als na het aansluiten de
N
L
M
COMMON