Alarm ingangen
De camera is voorzien van een driepolig aansluitblok (fig. A-13) voor het
aansluiten van alarmsensors, zoals deurcontacten. Normaal geopende
(N.O.) sensors dienen te worden aangesloten op N.O. contacten.
Normaal gesloten (N.C.) sensors dienen te worden aangesloten op N.C.
contacten.
Positie
Bepaal eerst de plaats waar u de camera wilt installeren. Het beste
resultaat krijgt u wanneer u de camera enigzins van boven en niet in een
felle lichtbron laat kijken.
Houd de camera in de hand op de plaats waar u deze wilt installeren en
•
controleer op de monitor of de camera vanaf die plaats inderdaad het
gewenste gebied bestrijkt.
Bevestig de montagebeugel door middel van bijgeleverde schroeven en
•
pluggen aan het plafond, de wand of een andere vlakke en stevige
ondergrond.
Draai de knop (fig. A-3) van het kogelgewricht vast.
•
Bevestig de camera op de beugel door het montagegat in de achterkant of
•
onderkant van de camera (fig. A-1) op het van schroefdraad voorziene
uiteinde te draaien (fig. A-2).
Draai de knop van het kogelgewricht (fig. A-3) en indien nodig de schroef
•
(fig. A-4) op de montagebeugel los en richt de camera nauwkeurig op het
object of gebied dat u in het beeld wilt hebben.
Als de camera in de gewenste positie staat, draai de knop en/of schroef
•
weer vast.
Opmerking: De camera kan ook op ieder ander camerastatief gemonteerd
worden die voorzien is van standaard 1/4" 20 UNC schroefdraad.
Controleer of de kabellengte-keuzeschakelaar (fig. A-15) op de juiste
•
lengte is afgesteld. De ingestelde waarde moet gelijk zijn aan de lengte van
de systeemkabel (0-300m max.) tussen monitor en camera.
Scherpstellen
Draai de scherpstelring (fig. B-1) van de cameralens bij tot u een optimaal
scherp beeld krijgt.
19