Electric Power Generation
4.5 - Elektrische storingen
Storing
Sluit tussen E- en E+
een nieuwe batterij van
Afwezigheid van
4 tot 12 volt aan door
nullastspanning
gedurende 2 tot 3
bij het opstarten
seconden de
polariteiten te
respecteren
Controleer de
Spanning te laag
aandrijvingssnelheid
Regeling van de
Spanning te
potentiometerspanning
hoog.
van de regelaar
Regeling van de
Spannings-
potentiometerstabiliteit
schommelingen
van de regelaar
Goede spanning
In nullast zetten en de
bij nullast en te
spanning tussen E+ en
laag wanneer
E- controleren op de
onder
regelaar
spanning
(*)
Controleer de regelaar,
Verdwijnen van
de spannings-
de spanning
afhankelijke weerstand,
tijdens de
de draaiende diodes en
werking
vervang het defecte
element
(*) Controleer bij eenfasig gebruik of de detectiekabels vanuit de regelaar goed aangesloten zijn op de klemmen.
14
Installatie en onderhoud
LSA 42.3
Laagspannings Alternator - 4 polen
Actie
De alternator komt op gang en
de spanning blijft normaal na
het verwijderen van de batterij
De alternator komt op gang
maar de spanning ervan klimt
niet tot de nominale waarde na
verwijdering van de batterij
De alternator komt op gang
maar de spanning verdwijnt na
het verwijderen van de batterij
Goede snelheid
Snelheid te traag
Regelaar inactief
Spanning tussen E+ en E–
AREP/PMG : 6V < UDC < 10V
Spanning tussen E+ en E–
SHUNT : 10V < UDC < 15V
De spanning keert niet terug
naar de nominale waarde
Maatregelen
4803 nl -
2022.12 / r
Controle/Oorsprong
- Gebrek aan nawerking
- Controleer de aansluiting van de
referentiespanning op de regelaar
- Defecte diodes
- Kortsluiting van de rotor
- Defect van de regelaar
- Onderbroken inductoren (wikkeling
controleren)
- Rotor onderbroken (controleer de
weerstand)
Controleer de aansluiting van de
regelaar (eventueel defecte regelaar)
- Kortgesloten inductoren
- Doorgeslagen draaiende diodes
- Kortgesloten rotor (controleer de
weerstand)
Verhoog de aandrijvingssnelheid
(De potentiële spanning (P2) van de
regelaar niet aanraken voordat u de
correcte snelheid gevonden hebt)
- Regelaarstoring
- Controleer de snelheid: mogelijk
cyclische onregelmatigheden
- Verkeerd geblokkeerde klemmen
- Defect van de regelaar
- Snelheid te laag wanneer onder
spanning (of LAM van de regelaar
te hoog ingesteld)
- Controleer de snelheid (of LAM van
de regelaar te hoog ingesteld)
- Defecte draaiende diodes
- Kortsluiting in de rotor (controleer
de weerstand)
- Opwekrotor defect (controleer de
weerstand)
- Statoropwekker onderbroken
- Opwekkerrotor defect
- Kapotte regelaar
- Rotor onderbroken of kortgesloten