Electric Power Generation
• Controle van de aansluitingen
De elektrische aansluitingen moeten
uitgevoerd worden volgens de in het
land van gebruik geldende wetgeving.
Controleer of:
- de differentieelschakelaar, conform de in
het land van gebruik geldende wetgeving
inzake persoonlijke bescherming, zo dicht
mogelijk bij de vermogensuitgang van de
alternator geïnstalleerd werd. (Koppel in dit
geval de draad van de ontstoringsmodule,
verbonden met de nulleider, los.)
-
de
eventuele
uitgeschakeld werden,
- in geval van een externe regelaar, de
aansluitingen tussen de alternator en de
kast volgens het aansluitschema uitgevoerd
werden.
- er geen kortsluiting is tussen fasen of fase-
nulleider op de uitgangsklemmen van de
alternator en de besturingskast van de
generatorgroep (gedeelte van het circuit dat
niet beveiligd
wordt door stroomonder-
brekers of relais van de kast).
- de aansluiting van het toestel kabelschoen
op kabelschoen en conform het aansluit-
schema van de klemmen uitgevoerd werd.
- De aardingsklem in de klemmendoos van
de alternator wordt aangesloten op de
elektrische aardingsketen.
- De aardingsklem wordt aangesloten op het
chassis.
De door de gebruiker aangesloten kabels
mogen in geen geval spanning uitoefenen
op
de
interne
klemmendoos.
Diameter
M6
Koppel
4 Nm
Tolerantie
Installatie en onderhoud
Laagspannings Alternator - 4 polen
beveiligingen
aansluitingen
in
M8
M10
M12
10 Nm 20 Nm 35 Nm
± 15%
LSA 42.3
3.4 - Inbedrijfstelling
Het opstarten en het gebruik van het
toestel zijn enkel mogelijk, indien de
installatie
voorschriften en aanwijzingen in deze
handleiding.
Het toestel wordt in de fabriek getest en
geregeld. Controleer tijdens de eerste
werking in nullast of de aandrijfsnelheid
correct en stabiel is (zie typeplaatje). Met de
niet
optie nasmeerbare lagers is het aangeraden
de lagers te smeren op het moment van de
eerste inbedrijfstelling (zie 4.3).
Bij werking onder belasting moet het toestel
zijn
nominale
bereiken;
onregelmatig is, kan u de regeling van het
toestel wijzigen (volg de regelprocedure in
§ 3.5). Indien het toestel nog steeds niet
goed werkt, dan dient u de storing op te
sporen (zie § 4.5).
3.5 - Afstellingen
De verschillende afstellingen tijdens de
tests
moeten
personeel
navolgen van de aandrijfsnelheid, weer-
de
gegeven op het typeplaatje, is verplicht
om een afstelprocedure te starten.
Na de afstelling moeten de toegangs-
panelen en beschermkappen opnieuw
gemonteerd worden.
De enige mogelijke afstellingen van het
toestel gebeuren via de regelaar.
4803 nl -
2022.12 / r
beantwoordt
snelheid
en
indien
de
werking
door
gekwalificeerd
uitgevoerd
worden.
aan
de
spanning
echter
Het
11