28/36
BODAS Toerentalsensoren | Montage
Bosch Rexroth AG, R-NL 95290-01-B/2021-09-13
7�3�2 Algemene aanwijzingen
Informatie over de specificaties van de tandwielen vindt u in het desbetreffende
gegevensblad, zie Tabel 1 "Benodigde en aanvullende documentatie" op pagina 5.
7�3�3 Inbouw
1� Een aanwezige beschermkap moet vóór de installatie worden verwijderd.
De sensor moet voorzichtig worden gehanteerd om beschadiging van de
voorkant te voorkomen.
2� Steek de toerentalsensor in de daarvoor bestemde montagegaten en let er
daarbij op dat u de O-ring niet beschadigt.
3� Duw de toerentalsensor met de hand volledig in het montagegat tot hij er
stevig in zit.
4� Bevestig de toerentalsensor met de meegeleverde of gespecificeerde
bevestigingsschroef. Zie de volgende tabel voor het vereiste aanhaalmoment.
Tabel 7: Aanhaalmomenten
Toerentalsensor
Vereist aanhaalmoment
DSA/12
8 Nm ±2 Nm
DSA/20
8 Nm ±2 Nm
DSM/10
8 Nm ±2 Nm
DSM/20
8 Nm ±2 Nm
DST/10
9 Nm +0/−1 Nm
HDD/20
10 ±1 Nm
De aansluitstekker bij DSM/10 en DSM/20 wordt geleverd met een clip voor
bevestiging aan de carrosserie. Hij is geschikt voor plaatdiktes van 0,7 tot 6,0 mm
en een diameter van de carrosseriedoorvoer van 6,5 tot 7,0 mm.
7�3�4 Aanwijzingen voor de bedrading en het leggen van kabels
• Kabels van de sensor naar de elektronica mogen niet in de buurt van andere
stroomvoerende kabels in de machine worden gelegd.
• De kabelboom moet mechanisch worden ondersteund in de buurt van
het montagepunt (afstand < 150 mm) van de sensor. De kabelboom moet
zodanig worden ondersteund dat er een fase-fasebekrachtiging met de sensor
optreedt (bijv. bij het aanschroefpunt van de sensor).
• Kabels moeten zo mogelijk binnen de machine worden gelegd. Als de kabels buiten
de machine worden gelegd, moet u ervoor zorgen dat ze goed worden bevestigd.
• Kabels mogen niet geknikt of gedraaid worden, mogen niet tegen randen
schuren en mogen niet zonder bescherming door doorvoeren met scherpe
randen worden gelegd.
Maximaal toelaatbaar aanhaalmoment
10 Nm
10 Nm
–
–
–
–