ONDERHOUDSAANWIJZINGEN
V.
16. MEDEDELINGEN VOOR HET
ONDERHOUDSPERSONEEL
DE FABRIKANT AANVAARDT GEEN
AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHADE
WEGENS DE NIET-NALEVING VAN DE
ONDERSTAANDE PLICHTEN.
Het model van de apparatuur identificeren. Op de
verpakking en op het typeplaatje van de apparatuur
is het model aangegeven.
Installeer de apparatuur uitsluitend in voldoende
geventileerde ruimten.
Sluit de ventilatieopeningen en de afvoeropeningen
van de apparatuur niet af.
Maak de componenten van de apparatuur niet
onklaar.
De onderhoud en het ombouwen naar een ander
gastype van de apparatuur dienen te worden
verricht door gekwalificeerd en door de fabrikant
erkend
personeel,
veiligheidsnormen en de aanwijzingen van deze
handleiding.
17. AANPASSING OP EEN ANDER GASTYPE
Zie het hoofdstuk " Installatieaanwijzingen ".
18. INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk " Installatieaanwijzingen ".
19. STORINGEN OPLOSSEN
BRAADPAN GAS
DE WAAKVLAMBRANDER GAAT NIET AAN.
Mogelijke oorzaken:
- De gastoevoerdruk is te laag.
- De leiding of de verstuiver is verstopt.
- De gaskraan of het gasventiel is kapot.
- De ontstekingsbougie is verkeerd aangesloten of is
conform
de
toepasselijke
defect.
- De ontsteker of de bougiekabel is defect.
DE WAAKVLAMBRANDER BLIJFT NIET BRANDEN OF
GAAT UIT TIJDENS HET GEBRUIK.
Mogelijke oorzaken:
- De gastoevoerdruk is te laag.
- De gaskraan of het gasventiel is kapot.
- Het thermokoppel is defect of wordt onvoldoende
opgewarmd.
- Het thermokoppel is verkeerd op de kraan of het
gasventiel aangesloten.
- De knop van de gaskraan of het gasventiel wordt
niet voldoende ingedrukt.
DE HOOFDBRANDER GAAT NIET AAN (OOK AL
BRANDT DE WAAKVLAM).
Mogelijke oorzaken:
- De gastoevoerdruk is te laag.
- De leiding of de verstuiver is verstopt.
- De gaskraan of het gasventiel is kapot.
- De brander is defect (gas uitvoeropeningen
verstopt).
DE VERWARMING KAN NIET WORDEN GEREGELD.
Mogelijke oorzaken:
- het gasventiel is kapot.
BRAADPAN ELEKTRISCH
DE APPARATUUR WARMT NIET OP.
Mogelijke oorzaken:
- De
thermostaat
temperatuur is defect.
- De weerstanden zijn defect.
- De veiligheidsthermostaat heeft ingegrepen.
DE VERWARMING KAN NIET WORDEN GEREGELD.
Mogelijke oorzaken:
- De
thermostaat
temperatuur is defect.
20. VERVANGING VAN DE COMPONENTEN
MEDEDELINGEN VOOR DE VERVANGING VAN
68
voor
de
regeling
van
voor
de
regeling
van
de
de