Veiligheidsvoorzieningen van de aandrijving
WAARSCHUWING!
Uw WaterWorld aandrijving is uitgerust met diverse veiligheidsvoorzieningen:
•
Beveiliging tegen te hoge temperatuur in motor en regelaar: de motor zal in vermogen terug-
regelen als er door de elektronica te hoge temperaturen geconstateerd worden.
•
Zekering regelaar: verschillend per motorvermogen is er een zekering geplaatst in alle + kabels
van het systeem.
•
Externe zekering bekabeling: deze voorkomt brand/oververhitting of overbelasting van het
systeem. Deze externe zekering zit niet in de standaard leveringsomvang, maar moet wel
geplaatst worden.
•
Hoofdschakelaar: deze dient u altijd uit te schakelen wanneer u de boot verlaat, of als er aan het
systeem wordt gewerkt
•
Beveiliging tegen overbelasting accu's: als uw accu's leeg dreigen te raken zal de motor
automatisch het vermogen verlagen, waardoor u langer door kunt varen en een veilige haven
kunt opzoeken met lage snelheid.
•
Contactslot: hiermee kunt het systeem uitschakelen als er een gevaar dreigt. Schakel deze altijd
uit als er zich zwemmers rond de boot bevinden
•
Display: deze toont u continu de resterende vaartijd, zodat u uw reis zo kunt plannen dat u de
bestemming kunt bereiken. Verder waarschuwt het display tegen te hoge of te lage
accuspanning. De waarschuwing voor een te laag voltage gebeurt ook met een geluidssignaal en
met een aanduiding op het scherm
•
Spanning voerende kabels waarmee de motor, de regelaar, het onderdeel of de module
verbonden is, moeten regelmatig gecontroleerd worden op isolatiebeschadigingen of breuken.
•
Bij het vaststellen van een beschadiging of breuk in de kabels / snoeren moet het apparaat direct
buiten gebruik gesteld worden, tot de desbetreffende kabel / snoer is vervangen.
GEVAAR!
Veiligheidsaanwijzingen voor de aandrijving
•
Volg de aanwijzingen in deze handleiding
•
Schakel het systeem bij oververhitting, rookontwikkeling, of zodra u een defect herkent
onmiddellijk via de hoofdschakelaar uit
•
De toegestane omgevingstemperatuur mag tijdens het gebruik niet lager zijn dan -20 graden
Celsius en niet hoger dan 50 graden Celsius.
•
Raak de aandrijfas, motor- en batterijonderdelen tijdens of onmiddellijk na de vaart niet aan.
•
Schakel bij montage- en demontagewerkzaamheden het systeem altijd via de hoofdschakelaar
uit.
9