Instellen van het display
Het display wordt van tevoren grotendeels ingesteld voor het wordt geleverd aan de installateur.
Daarbij worden de standaardeigenschappen goed gezet en de juiste instellingen gekozen voor uw
motor en zo mogelijk het accupakket.
Toch is het mogelijk dat deze instellingen nog moeten worden bijgewerkt. In de bijlagen achterin
deze handleiding kunt u daar de juiste informatie over vinden. Als u er niet uit komt dan kunt u
contact met ons opnemen.
Testen en in bedrijf stellen
Om de werking van het systeem na installatie te controleren kunt u de volgende stappen doorlopen:
•
Controleer of de accu's voldoende geladen zijn door het met een multimeter te meten op de
polen van het accupakket. Het totale voltage moet minstens 48 Volt zijn, maar rond 52 Volt is te
verwachten.
•
Controleer of het display aan staat. In het display kunt u het voltage ook zien, correspondeert dit
met wat u gemeten heeft?
•
Controleer of het contact in het dasboard uit staat
•
Controleer of de gashendel in de neutrale stand staat
•
Draai de hoofdschakelaar op "on" of I
•
Draai het contactslot rechtsom om het systeem aan te zetten
•
Geef voorzichtig een klein beetje gas en controleer af de motor zowel voor- als achteruit correct
zijn werk doet
•
Controleer of tijdens het gasgeven de display een gele balk met ampères laat zien
•
Zet de gashendel weer in de neutrale stand
•
Zet het contact uit
•
Sluit nu de walstroom kabel aan
•
Controleer of de lader aanslaat en of hij de juiste signalen geeft. Raadpleeg hierbij de handleiding
van de lader
•
Controleer of het display tijdens het laden een blauwe balk laat zien
•
Controleer of het voltage van het accupakket naar het voorgeschreven laadvoltage gaat.
Raadpleeg hierbij de handleiding van de accu's.
•
Laad het accupakket bij voorkeur volledig op voor de eerste vaartocht en voor het instellen van
het display.
•
Testvaart maken en alles goed visueel controleren.
25