Algemene informatie
1.16
Verwarming in de
bestuurderscabine
Om warmte in de bestuurderscabine te krijgen,
moet de hendel onder de stoel worden gedraaid
tot hij horizontaal staat. (Afbeelding 1)
De cabineventilatie moet ook geactiveerd zijn.
1.17
Luchtverversing in de
bestuurderscabine
Voor frisse lucht in de cabine wordt de luchtklep
achter de stoel geopend. Gebruik hiervoor het
handvat links onder de stoel. Duw het handvat
van de stoel vandaan om de luchtklep te
openen. (Afbeelding 2)
1.18
Airconditioning
De airconditioning kan worden aangezet als de
cabine te warm wordt, en kan tevens worden
gebruikt als de ruiten beslaan bij mist of regen.
Dit geldt ook tijdens de wintermaanden.
Om de airconditioning te kunnen gebruiken
moet de blazer in de cabine werken op stand 1
of 2.
Voor optimaal functioneren van de
airconditioning bevelen we aan de installatie
eens per jaar te controleren.
NB
De condens-afvoerbuis moet bij elke
servicebeurt of ten minste eenmaal per jaar
worden gecontroleerd en schoongemaakt.
Als dit niet wordt gedaan, kan roest ontstaan
en kunnen zich bacteriën ophopen in het
systeem, met mogelijk ongemak of ziekte
van de bestuurder als gevolg. Het cabinefilter
moet eens per jaar worden gecontroleerd/
schoongemaakt.
30
1
Regelen van de warmte
2
Handvat voor luchtklep
Gebruiksaanwijzing City Ranger 2250