Beeldaanpassing
De scherpte aanpassen
MENU > Beeldaanpassing > Scherpte
Met deze functie past u de scherpte van het
beeld aan.
Het beeld wordt scherper.
Het beeld wordt onscherper.
•
U past dit aan als een Video-signaal is
aangesloten.
•
Nadat alle beeldeigenschappen zijn
aangepast, voert u Instellingen opslaan
uit.
Als u Instellingen opslaan niet uitvoert,
worden de aanpassingen hersteld als u een
andere modus kiest.
De kleurtemperatuur aanpassen
MENU > Beeldaanpassing >
Kleurtemperatuur
Met deze functie past u de kleurtemperatuur
aan.
Hoog
Het beeld krijgt een blauwe
tint. (koude kleuren)
Gemiddeld
Het beeld gebruikt
standaardkleuren.
Laag
Het beeld krijgt een rode tint.
(warme kleuren)
•
Nadat alle beeldeigenschappen zijn
aangepast, voert u Instellingen opslaan
uit.
Als u Instellingen opslaan niet uitvoert,
worden de aanpassingen hersteld als u een
andere modus kiest.
Menufunctie instellingen
De aangepaste beeldeigenschappen
opslaan
MENU > Beeldaanpassing > Instellingen
opslaan
Met de optie Gebruikersmodus in
Beeldmodus, past u de instellingen voor
Helderheid, Contrast, Kleur, Tint, Scherpte
en Kleurtemperatuur aan en slaat u ze op.
Vervolgens selecteert u de opgeslagen
instellingen als een beeldmodus.
•
Als u Fabrieksinstellingen uitvoert,
worden de standaardwaarden van de
opgeslagen instellingen teruggezet.
•
Nadat alle beeldeigenschappen zijn
aangepast, voert u Instellingen opslaan
uit.
Als u Instellingen opslaan niet uitvoert,
worden de aanpassingen hersteld als u een
andere modus kiest.
76