7.
AANWEZIGE OPTIONALS
* BEVEILIGING RIJDEN/RIJSNELHEID
Als de hoogwerker niet te scheef staat (niet schever dan 4,5 graad), is het mogelijk
binnen het werkdiagram "rijden", met de hoogwerker te rijden; de
rijsnelheid wordt
hierbij automatisch gereduceerd
tot 0,8 km/uur als de telescoopboom horizontaal of
hoger ligt.
Onder de horizontale stand van de telescoopboom , is het mogelijk te rijden met hoge
rijsnelheid (2 km/uur).
*SCHEEFSTANDSIGNALERING
Indien de hoogwerker te scheef staat (meer dan 4,5 graad scheef), klinkt er een
akoestisch waarschuwingssignaal en wordt het rijden (en boom op) geblokkeerd.
Nadat de telescoopboom in horizontale positie (of lager) is gebracht, wordt de
rijbeweging weer vrijgegeven.
*BEGRENZING WERKBEREIK
De hoogwerker is voorzien van een systeem waarbij de mate waarin de telescoop kan
uitschuiven, dwz. de vlucht afhankelijk is van de hoek van de telescoopboom.
Het Lengte Hoek Meting systeem
bestaat uit 2 sensoren in een kabeltrommel om te
meten hoe ver de telescoop is uitgeschoven en 2 inclinometers om de hoek van de
telescoopboom te meten. Een elektronische kaart verwerkt deze data.
Als de korf de maximaal toegestane vlucht nadert, gaan de gele vooralarm lamp en de
zoemer aan.
Als de korf de maximaal toegestane vlucht bereikt, worden alle gevaarlijke bewegingen
geblokkeerd, de rode waarschuwingslamp gaat aan en er klinkt een continu akoestisch
signaal.
Op dit punt zijn alleen die bewegingen nog mogelijk waarmee het veilige gebied van het
werkbereik wordt bereikt.
"Bedienings- en onderhoudsvoorschriften", Custers Verda9, 309002, december 2015
25