Inhoudsopgave
Advertenties
2.1 AFKOPPELING EN OPENING VAN DE KOPPELING:
Gebruik krikken of iets dergelijks om te voorkomen dat de aanhanger wegrolt. Duw de bedieningshendel
(1) omhoog tot hij aangrijpt. Dit geeft de vergrendelde stand vrij, duwt de twee borg-/veiligheidspennen
(2) aan de zijkanten naar buiten, duwt de koppelingspen (5) omhoog en vergrendelt deze in de bovenste
stand. De zijdelingse borgpennen steken nu merkbaar naar buiten, de koppelingsverbinding wordt
vrijgegeven en de koppeling wordt losgekoppeld.
De gereedheid voor koppeling wordt bereikt door het trekoog volledig uit de vangmuil te verplaatsen.
OPGELET:
Koppel nooit af als de aanhanger onder spanning of druk staat. De hendel forceren kan
het mechanisme beschadigen.
OPGELET:
Bij het achteruit rijden met de trekker moet het trekoog van de draagplaat altijd tegen de
kegel van de vangmuil stoten. Anders kunnen de vangmuil, het trekoog en het
koppelingsmechanisme beschadigd raken.
2.2 OPENING VAN DE KOPPELING EN AUTOMATISCHE KOPPELING:
Open de koppeling zoals beschreven onder 2.1. De bedieningshendel bevindt zich in de bovenste stand,
de koppeling is klaar voor aankoppelen en de veiligheidspennen steken aan de zijkant uit de behuizing.
Als er nu een trekoog in de koppeling wordt geplaatst die tegen de vergrendelingshendel in de vangmuil
duwt, wordt de automatische koppelingsprocedure geactiveerd, dat wil zeggen dat de koppelingspen
onmiddellijk omlaag wordt geforceerd, door het trekoog en in de zitting van de zadelhuls. De
veiligheidspennen liggen boven de koppelingspen en blokkeren deze, zoals aangegeven door het feit
dat de veiligheidspennen volledig worden teruggetrokken in de behuizing.
WAARSCHUWING (zie afbeelding 2):
De correcte vergrendeling van de koppeling wordt alleen gegarandeerd als de zijdelings
uitstekende
koppelingsmechanisme verdwijnen. Alleen dan is de koppelingspen volledig in de
zadelhuls geschoven en wordt de veilige koppeling gegarandeerd. Dit moet na elke
koppelingsprocedure gecontroleerd worden.
3. ONDERHOUD:
(zie Afbeelding 1)
3.1 VERZORGING:
BELANGRIJK:
Om beschadiging van de koppeling te voorkomen, moeten de aanwijzingen voor
verzorging in acht worden genomen.
>
Eventueel op de koppeling aanwezig vuil of roest moet altijd verwijderd worden om de correcte
werking te garanderen. Alle bewegende delen van de koppeling moeten (afhankelijk van de
gebruiksduur) regelmatig gesmeerd worden en gecontroleerd worden op hun soepele beweging.
>
Voorafgaand aan de ingebruikname en na een periode van langdurig gebruik moeten de
koppelingspen (5), de zadelhuls (3) en het trekoog gesmeerd worden met waterbestendig vet met
een hoge viscositeit.
>
Het vetreservoir van het koppelingsmechanisme wordt in de fabriek gevuld, wat betekent dat er niet
voortdurend opnieuw gesmeerd hoeft te worden. Te veel vet in het koppelingsmechanisme kan de
werking van de koppeling aantasten, met name bij lage omgevingstemperaturen.
>
Het lager van de vangmuil wordt gesmeerd door middel van de smeernippel (7) op de flens of op
het binnenwerk. Dit moet tweemaal per jaar worden gedaan, of vaker in geval van frequent gebruik.
BA_TASC_400030_KU 2000 EN_NL.docx
veiligheidspennen
(2)
volledig
in
de
3
behuizing
van
het
Advertenties
Inhoudsopgave
