Wordt het symbool aan een uitgang of een digitale netwerkingang (UVR 1611) toegewezen,
dan wordt deze in iedere displayweergave getoond, zolang de uitgang of de digitale
netwerkingang op „AAN" staat.
Indien de betreffende uitgang of digitale netwerkingang in het display wordt weergegeven,
dan wordt dit symbool ook in de toestand „UIT" weergegeven.
Bij de toewijzing van symbolen aan de andere waardes (sensoren, toerental, warmtemeting of
analoge netwerkingangen) verschijnt het geselecteerde symbool alleen bij de weergave van
de betreffende waarde.
22
Door een lange toetsdruk wordt de toewijzing van het symbool
„Brander" aan uitgang A5 vastgelegd.
Het knipperen van het symbool wordt beëindigd.
Verder naar het volgende symbool, welke toegewezen dient te
worden, of.....
...verlaten van het menu door verder naar „EXIT"