Handleiding ECL Comfort 210/296/310, applicatie A217/A317
De twee applicaties, A217.2 / A317.2, zijn bijna identiek. A317.2
heeft echter een aantal extra functies die apart worden beschreven.
De applicaties A217.2 / A317.2 zijn erg flexibel. Dit zijn de
basisprincipes:
Tapwater (DHW - domestic hot water):
Met behulp van een weekprogramma (maximaal 3
"comfort"-periodes/dag) kan het tapwatercircuit in "comfort"-
of "opslag"-modus worden gezet (twee verschillende
temperatuurwaarden voor de gewenste tapwatertemperatuur op
S6).
De tapwaterverwarmingstemperatuurvoeler S3 en de
laadtemperatuurvoeler S4 zijn de belangrijkste voelers.
Wanneer de gemeten tapwatertemperatuur (S6) lager
wordt dan de gewenste tapwatertemperatuur, wordt de
pomp (P1) van de tapwaterverwarming INGESCHAKELD. De
gemotoriseerde stuurklep (M1) wordt zo geregeld dat de
tapwaterverwarmingstemperatuur op S3 behouden blijft. De
tapwaterverwarmingstemperatuur wordt bepaald door de
gewenste tapwaterlaadtemperatuur op S4.
Wanneer de tapwaterverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
wordt de tapwaterlaadpomp P2 INGESCHAKELD.
Wanneer de tapwaterlaadtemperatuur op S4 niet bereikt
kan worden, verhoogt de ECL controller de gewenste
tapwaterverwarmingstemperatuur op S3 geleidelijk om de
laadtemperatuur te verkrijgen. Er kan een max. waarde ingesteld
worden.
De tapwaterlaadtemperatuur op S4 is typisch 5–10 graden hoger
dan de gewenste tapwatertemperatuur.
Tapwater boiler met 1 temperatuurvoeler (S6):
Wanneer de gemeten tapwatertemperatuur (S6) hoger
wordt dan de gewenste tapwatertemperatuur, worden de
tapwaterverwarmingspomp (P1) en de tapwaterlaadpomp (P2)
UITGESCHAKELD. De post-runtijd kan ingesteld worden.
Tapwater boiler met 2 temperatuurvoelers (S6 en S8):
Wanneer de gemeten tapwatertemperatuur (S6) hoger wordt dan
de gewenste tapwatertemperatuur en de onderste temperatuur
(op S8) hoger wordt dan de uitschakeltemperatuur, worden de
tapwaterverwarmingspomp (P1) en de tapwaterlaadpomp (P2)
UITGESCHAKELD. De post-runtijd kan ingesteld worden.
Bij laadtoepassingen kan de tapwatercirculatie door de tapwater
boiler (aansluiting A) of door de warmtewisselaar (aansluiting B)
lopen.
De oplossing met aansluiting A resulteert in het sluiten van de
gemotoriseerde stuurklep na de laadprocedure van de tapwater
boiler.
De oplossing met aansluiting B wordt gebruikt om het
warmteverlies in de tapwatercirculatieleiding te compenseren.
Verder wordt de circulatietemperatuur (op S4) na het laden
van de tapwater boiler geregeld, overeenkomstig de gewenste
tapwatertemperatuur.
AQ055186460331nl-000401
Typische A217.2. / A317.2-toepassing:
Het weergegeven schema is een fundamenteel en vereenvoudigd
voorbeeld en bevat niet alle onderdelen die nodig zijn in een systeem.
Alle genoemde onderdelen worden aangesloten op de
ECL-comfortcontroller.
Lijst van onderdelen:
S1
Buitentemperatuurvoeler
S2
Aanvoertemperatuurvoeler
S3
Tapwaterverwarmingstemperatuurvoeler
S4
Tapwaterlaadtemperatuurvoeler
S5
Retourtemperatuurvoeler
S6
Tapwater boiler temperatuurvoeler, boven
S8
Tapwater boiler temperatuurvoeler, onder
Tapwaterverwarmingspomp
P1
P2
Tapwaterlaadpomp
P3
Tapwatercirculatiepomp
M1
Gemotoriseerde stuurklep
A1
Relaisuitgang, alarm
© Danfoss | 2020.01 | 7