INEENZETTEN
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en dat
zijn stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens
enig werk aan het gereedschap uit te voeren.
Het zaagblad aanbrengen en verwijderen
(Fig. 5 en 6)
LET OP:
• Verzeker u ervan dat het zaagblad zodanig wordt aan-
gebracht dat de tanden aan de voorkant van het
gereedschap omhoog wijzen.
• Gebruik uitsluitend de Makita-sleutel voor het aanbren-
gen en verwijderen van het zaagblad.
Als u het zaagblad wilt verwijderen, drukt u eerst de
asvergrendeling in zodat het zaagblad niet meer kan
draaien, en gebruikt u vervolgens de inbussleutel om de
zeskantbout linksom los te draaien. Verwijder tenslotte
de zeskantbout, de buitenflens en het zaagblad.
Voor gereedschap met een binnenflens voor een
zaagblad met een middengatdiameter van 15,88 mm
(Fig. 7)
Plaats de binnenflens met de verzonken kant naar buiten
gericht op de as en breng daarna het zaagblad, de bui-
tenflens en de zeskantbout aan.
ZORG
ERVOOR
DAT
RECHTSOM STEVIG VASTDRAAIT.
Voor gereedschap met een binnenflens voor een
zaagblad met een andere middengatdiameter dan
15,88 mm (Fig. 8)
De binnenflens heeft een uitstulping met een zekere dia-
meter aan één zijde en een uitstulping met een andere
diameter aan de andere zijde. Kies de juiste zijde waar-
van de uitstulping perfect in het middengat van het zaag-
blad past.
Plaats vervolgens de binnenflens zodanig op de as dat
de zijde met de juiste uitstulping naar buiten wijst, en
breng daarna het zaagblad, de buitenflens aan.
ZORG
ERVOOR
DAT
RECHTSOM STEVIG VASTDRAAIT.
LET OP:
• Zorg ervoor dat de uitstulping "a" van de binnen-
flens die naar buiten wijst, perfect past in het mid-
dengat "a" van het zaagblad. Als u het zaagblad op
de verkeerde kant van de binnenflens aanbrengt, kun-
nen gevaarlijke trillingen het gevolg zijn.
Opbergplaats voor de inbussleutel (Fig. 9)
Wanneer u de inbussleutel niet gebruikt, bergt u deze op
de plaats aangegeven in de afbeelding op, om te voorko-
men dat deze wordt verloren.
30
U
DE
ZESKANTBOUT
U
DE
ZESKANTBOUT
BEDIENING
(Fig. 10)
LET OP:
• Duw het gereedschap voorzichtig in een rechte lijn
naar voren. Als u het gereedschap dwingt of verdraait,
zal de motor oververhit raken en het gereedschap
gevaarlijk terugslaan waardoor ernstig letsel kan wor-
den veroorzaakt.
Gebruik altijd de voorhandgreep en achterhandgreep, en
houd het gereedschap tijdens gebruik stevig vast aan
zowel de voorhandgreep als de achterhandgreep. Het
gereedschap is voorzien van zowel een voorhandgreep
als een achterhandgreep. Als u de cirkelzaag met beide
handen vasthoudt, kunt u nooit in uw handen zagen.
Plaats eerst de zool op het werkstuk dat u wilt zagen,
zonder dat het zaagblad het werkstuk raakt. Schakel ver-
volgens het gereedschap in en wacht totdat het zaagblad
op volle snelheid draait. Duw het gereedschap nu
gewoon naar voren over het oppervlak van het werkstuk,
houd het daarbij vlak, en duw gelijkmatig totdat het
zagen klaar is.
Zorg voor een schone zaagsnede door een rechte zaag-
lijn en een constante voortgaande snelheid. Als de
zaagsnede niet verloopt volgens de voorgenomen zaag-
lijn, mag u niet proberen het gereedschap iets te draaien
of te dwingen terug te keren naar de zaaglijn. Als u dit
doet, kan het zaagblad vastlopen en een gevaarlijke
terugslag optreden met mogelijk ernstig persoonlijk letsel
tot gevolg. Laat de aan/uit-schakelaar los, wacht tot het
zaagblad tot stilstand is gekomen en trek vervolgens het
gereedschap terug. Lijn het gereedschap opnieuw uit
met een nieuwe zaaglijn en begin weer te zagen. Pro-
beer te vermijden dat door de positie van het gereed-
schap de gebruiker wordt blootgesteld aan zaagsel en
spaanders die door het gereedschap worden uitgewor-
pen. Gebruik oogbescherming om verwonding te voorko-
men.
Breedtegeleider (liniaal) (Accessoire) (Fig. 11)
Met de handige breedtegeleider kunt u extra nauwkeurig
recht zagen. Schuif gewoon de breedtegeleider strak
tegen de zijkant van het werkstuk en zet deze op zijn
plaats vast met behulp van de schroef op de voorkant
van de zool van het gereedschap. Op deze manier is het
tevens mogelijk een zaagbeweging te herhalen met iden-
tieke breedte.
ONDERHOUD
LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en zijn
stekker uit het stopcontact is verwijderd alvorens te
beginnen met inspectie of onderhoud.
• Gebruik nooit benzine, wasbenzine, thinner, alcohol en
dergelijke. Hierdoor kunnen verkleuring, vervormingen
en barsten worden veroorzaakt.
Vervangen van koolborstels (Fig. 12 en 13)
Verwijder en controleer regelmatig de koolborstels. Ver-
vang de koolborstels wanneer ze tot aan de limietmarke-
ring versleten zijn. Houd de koolborstels schoon, zodat
ze gemakkelijk in de houders glijden. Beide koolborstels
dienen gelijktijdig te worden vervangen. Gebruik uitslui-
tend gelijksoortige koolborstels.
Gebruik een schroevendraaier om de kappen van de
koolborstelhouders te verwijderen. Haal de versleten
koolborstels eruit, schuif de nieuwe erin, en zet daarna
de kappen weer goed vast.