N
•
Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven
door een groene rand.
•
Als er zich meerdere gezichten in de foto bevinden, dan selecteert de
camera het gezicht dat zich het dichtst bij het midden bevindt; andere
gezichten worden met witte randen aangeduid.
•
Als het geselecteerde onderwerp buiten het kader raakt, zal de camera
gedurende een ingestelde tijd wachten tot het terugkeert en daar-
door kan het groene kader soms verschijnen op plaatsen waar er geen
gezicht te zien is.
•
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan gezichtsselectie wor-
den uitgesteld bij het afsluiten van de functie serie-opnamen.
•
Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting
worden gedetecteerd.
•
Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecte-
ren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten,
zal de camera scherpstellen op de gezichten.
•
Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen.
9