BEDIENINGSFUNCTIE
•
De uitvoer van de toongenerator kan worden ingesteld op continu of variabel. Om
het type uitvoer te wijzigen, wijzigt u de positie van de toontypeschakelaar (in het
batterijvak).
•
Identificeert de toestand van de telefoonkabel.
•
Identificeert tip- en ringverbinding.
•
Continuïteit testen.
Kabel/draadopsporing
1.
Sluit de toongenerator aan op de kabel.
a)
Voor kabels die aan één uiteinde zijn afgesloten, sluit u de rode
krokodillenklem aan op een draad en de zwarte krokodillenklem op de
apparatuuraarde.
b)
Voor niet-afgesloten kabels verbindt u de rode krokodillenklem met één draad
en de zwarte krokodillenklem met een andere draad.
c)
Voor kabels met modulaire connectoren steekt u de RJ11-connectoren
rechtstreeks in de bijpassende kabelconnectoren.
2.
Zet de aan/uit-schakelaar van de toongenerator op TONE.
3.
Houd op de versterksonde de aan/uit-schakelaar aan de zijkant ingedrukt.
4.
Houd de geïsoleerde sondetip tegen de betreffende draad om het signaal op te
vangen dat door de toongenerator wordt gegenereerd.
5.
Draai aan de volume/gevoeligheidregeling op de bovenkant van de sonde voor het
juiste niveau en de juiste gevoeligheid om de draad te identificeren en te volgen.
6.
De toon is het luidst op de draad(en) aangesloten op de toongenerator.
Opmerking: Een koptelefoonaansluiting bevindt zich aan de onderkant van de sonde.
Telefoonkabel Tip en Ring identificeren - met behulp van krokodilklemmen
•
Zet de toongenerator in de UIT-stand.
•
Verbind de rode meetdraad met één lijn en de zwarte draad met de
krokodillenklemmen met de andere lijn.
•
De LED-kleur geeft de verbinding met de RODE testkabel aan als:
GROEN = ringzijde, ROOD = tipzijde.
Telefoonkabel Tip en Ring identificeren met behulp van de RJ-11-connectoren
•
Zet de toongenerator in de UIT-stand.
•
Verbind de RJ-11-connector met de telefoonaansluiting.
•
De LED-kleur geeft de staat van de bedrading van de telefoonstekker aan.
GROEN = Plug correct aangesloten, ROOD = Plug bedraad met omgekeerde polariteit.
Telefoonkabel lijnstatus identificeren
•
Zet de toongenerator in de UIT-stand.
•
Sluit de rode testkabel aan op de RING-zijde en de zwarte testkabel op de TIP-zijde.
•
De LED geeft de lijntoestand aan door:
GROEN = VRIJ, UIT = BEZIG, Flikkerend GEEL = BELLEN
•
Zet de aan/uit-schakelaar van de toongenerator op CONT om het gesprek te
beëindigen.
Continuïteit testen
•
Verbind de meetsnoeren met het te testen draadpaar.
•
Zet de toongenerator in de CONT-stand.
•
De LED brandt helder GROEN voor een lage weerstand of continuïteit. De LED zal
minder fel gloeien als de weerstand toeneemt en zal doven bij ongeveer 10,000 ohm.
3