IVB 7-M B1
Veiligheidsmaatregelen en veilig-
heidsbepalingen bij het gebruik
42
toestellen van de veiligheidsklasse
II die niet via het toestel geaard
zijn, moeten op een andere wijze
geaard zijn om elektrostatische op-
lading te vermijden.
Het toestel is niet geschikt voor het
afzuigen aan lopende bewerkings-
machines die
ontstekingsbronnen kunnen produ-
ceren.
Bij stofvangers moet een voldoend
ventilatiepercentage in de ruimte
voorhanden zijn als de uitlaatlucht
van het toestel in de ruimte terug-
Vóór de inbedrijfstelling
De
netaansluitkabel
regelmatig
inzake beschadiging zoals b.v.
scheurvorming of veroudering con-
troleren.
Als de netaansluitkabel bescha-
digd is, moet deze voor het verder
gebruik van het toestel door de Nil-
fisk-Advance Service of een elek-
tromonteur worden vervangen om
gevaar te vermijden.
De netaansluitkabel alleen ver-
vangen door het type dat in de
gebruiksaanwijzing is vermeld.
De netaansluitkabel niet beschadi-
gen (b.v. door erover te rijden, eraan
te rukken, vast te klemmen).
De netaansluitkabel alleen direct
aan de stekker uit het stopcontact
trekken (niet door eraan te trekken).
Controleren of de toestand van het
toestel aan de voorschriften voldoet.
De stekker en de koppelingen van
de netaansluitkabel moeten tenmin-
ste spatwaterdicht zijn.
Nooit met beschadigd filterelement
zuigen.
Vloeistoffen zuigen
Bij schuimontwikkeling of vloei-
stofuittreding onmiddellijk het werk
beëindigen en het vuilreservoir
leegmaken.
De ingebouwde drijver voor de
waterstandbegrenzing
regelmatig
reinigen en controleren of hij niet
beschadigd is.
keert (let hierbij op de voor u gel-
dende nationale bepalingen).
Het bedieningspersoneel van het
toestel moet voor het werk worden
geïnformeerd over
-
het hanteren van het toestel
-
gevaren die van het op te zui-
gen materiaal uitgaan
-
de veilige eliminatie van het op-
gezogen materiaal.
U dient ervoor te zorgen dat er zich
geen stof verzamelt op het toestel
door het regelmatig schoon te ma-
ken.
Instructies inzake het omgaan met
vloeistoffen en (voor de gezondheid
gevaarlijk) stof vindt u in hoofdstuk
5.
Elektrotechniek
Controleer de nominale spanning
van het toestel vooraleer u het op
het net aansluit. Overtuig u ervan
dat de spanning die op het type-
plaatje is aangegeven overeen-
stemt met de plaatselijke nominale
spanning.
Bij gebruik van een verlengsnoer
mag alleen de door de producent
aangegeven of een hoogwaardi-
gere uitvoering worden gebruikt
- zie hoofdstuk 9.4 „Technische
gegevens".
Er wordt aanbevolen dat het toestel
via een aardlekschakelaar wordt
aangesloten. Deze onderbreekt
de voeding als de lekstroom tegen
aarde 30 mA gedurende 30 ms
overschrijdt of hij bevat een aar-
dingscontrolekring.
Bij gebruik van een verlengsnoer op
de minimumdiameter van het snoer
letten:
Kabellengte
Diameter
m
<16 A
Tot 20 m
ø1.5mm²
20 tot 50 m
ø2.5mm²
De ordening van de onder span-
ning staande delen (stopcontacten,
stekkers en koppelingen) en het
leggen van het verlengsnoer zoda-
nig kiezen dat de veiligheidsklasse
behouden blijft.
<25 A
ø2.5mm²
ø4.0mm²