4.2
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
De elektrische aansluitingen uitvoeren:
– verbind de kabel (A) met de 230Vac 50Hz voeding
– verbind de connector (B) met de ledstrips.
9
1
4
2
3
5
B
UITGANGEN NAAR LEDSTRIPS
PIN
1
2
3
4
5
l
Gebruik voor de aansluiting van meerdere reeksen led-
strips geschikte kabels en adapters die compatibel zijn
met de connector (B).
5
PROGRAMMERING
5
PROGRAMMERING
5.1
BIDIRECTIONELE EN UNIDIRECTIONELE
WERKINGSLOGICA
De Led Control Range kan met zowel UNIDIRECTIONELE als BIDIRECTI-
ONELE transmissielogica werken. De factor die bepaalt welke van de twee
logica's gebruikt wordt, is de soort zender (UNI of BIDI) die als eerste aan
het systeem wordt gekoppeld.
l
LET OP: als het systeem nieuw is (er is nog geen zender
opgeslagen), zal bij de inschakeling de gekoppelde led-
strip een keer knipperen. Voer een van de procedures voor
het opslaan van de eerste zender uit, beschreven in de pa-
ragraaf "De EERSTE ZENDER opslaan". Als bij de inscha-
keling van het systeem de ledstrip niet knippert, betekent
dit dat er al minstens één zender is opgeslagen.
10
ON
NEW
(x 1)
A
Uitgang
W1-W2-W3-W4
OUT 3
White 3 (W3)
OUT 1
White 1 (W1)
OUT 2
White 2 (W2)
Gemeenschappelijk (+)
OUT 4
White 4 (W4)
OFF
BiDi
ERA
ERA
W
P
BD
BD
MONO
ERA
ERA
W
P
OFF
5.2
KOPPELING VAN DE ZENDERS
De hierna beschreven functies en programmeringen moeten worden uitge-
voerd met een aan het systeem gekoppelde (opgeslagen) zender.
l
LET OP: als de zender is opgeslagen, zal hieraan een stan-
daardkanaal worden toegewezen dat varieert naargelang
de onafhankelijkheid van de uitgangen al dan niet is inge-
steld (zie de procedure beschreven in de paragraaf "In-
stelling van onafhankelijke uitgangen"). Het toegewezen
kanaal is: W1 bij instelling met één onafhankelijke uitgang
en W1+W2 bij instelling met twee onafhankelijke uitgan-
gen. Het kanaal van de zender kan veranderd worden mid-
dels de procedure beschreven in de paragraaf "Het ledka-
naal aan de zender koppelen".
5.2.1 DE EERSTE ZENDER OPSLAAN
5.2.1.1
BIDIRECTIONELE modus
SNELLE PROCEDURE (alleen om de eerste zender op te slaan)
De eerste zender opslaan ("Afbeelding 11"):
1.
schakel de stroomtoevoer naar het systeem uit. Wacht 5 s. Schakel
de stroomtoevoer weer in. Als de ledstrips één keer knipperen, be-
Tabel 1
tekent dit dat het systeem geen gekoppelde zender heeft
2.
druk binnen 10 s na de inschakeling van de stroomtoevoer, gedu-
rende 3 s tegelijkertijd op
pelen. Als de ledstrips, behorend bij het gekozen kanaal, drie keer
knipperen, is de koppeling gelukt.
11
1
OFF
2
(= 3s)
NORMALE PROCEDURE
De eerste zender opslaan ("Afbeelding 12"):
1.
schakel de stroomtoevoer naar het systeem uit. Wacht 5 s. Schakel
de stroomtoevoer weer in. Als de ledstrips één keer knipperen, be-
tekent dit dat het systeem geen gekoppelde zender heeft
2.
druk binnen 10 s na de inschakeling van de stroomtoevoer, gedu-
rende 5 s op PRG van de zender die u wilt koppelen. In de daarop-
volgende 2 minuten gaan alle ledsystemen binnen het radiobereik
knipperen, elk met een willekeurige duur
3.
kies het te programmeren ledsysteem en druk, als de led aan is, op
de toets
p
(1 keer) en laat deze los
4.
in het betreffende ledsysteem en als de led aan is, druk op de toets
q
(1 keer) en laat deze los
5.
de ledstrip zal drie keer knipperen om het opslaan te bevestigen.
p
en
q
van de zender die u wilt kop-
ON
=
5 sec
(x 3)
2
(x 1)
End
NEDERLANDS – 5