OPMERKING:
De accu moet tijdens het seizoen één keer per maand worden
opgeladen voor vol vermogen en om de levensduur te verlengen.
Winterklaar maken
Haal het water uit de machine:
Water kan alleen uit de machine worden verwijderd met perslucht.
Gebruik voor het legen een speciale compressor.
LET OP!
De koppeling bij het filter openen.
De kraan aan de onderkant van de turbine openen
Op machines met een stop voor hoge druk, moet u op START
drukken zodat de hoofdklep opengaat en het water vrij kan
weglopen. (Demonteer de leiding naar de accu zodat de stopklep
niet opnieuw sluit.)
Demonteer de accu en plaats deze pas weer terug wanneer de
machine de volgende keer wordt gebruikt.
Smering van:
Voorwielnaaf, voorwielspindel, slanggeleider, lagers bij
slanggeleider, rad.
Controleer de olie in het achterdifferentieel en de hydrauliektank
op water. Ververs de olie in het achterdifferentieel/de planetaire
transmissie elke 1000 uur. De hydraulische olie en filter moeten ook
om de twee jaar worden vervangen.
Smeer stuurinrichting, rolketting van slanggeleider, rolketting
van de aanvoer en kruisspooras van de slanggeleider met
waterafstotend vet.
Controle van bandenspanning.
Vervang de geleidehuls elk jaar.
Controleer het onderstaande voordat u een monteur oproept:
1.
De machine beregent, maar rijdt niet:
a. Controleer of deze in de versnelling staat.
b. Controleer of deze is ingesteld op naberegening of
voorberegening. (te zien op het display onder menu 3).
c. Controleer of de kraan voor drukval gesloten is.
d. Controleer of de eindstopsensor op zijn plaats zit.
(te zien op het display onder menu 2).
Fouten aan de beregeningsmachine
e. Controleer of de tuimelschakelaar in bedrijf staat.
f. Controleer of de kraan voor vrijkoppeling gesloten is (bij
hydraulische motor)
g. Controleer of het filter bij de uitlaat van de turbine niet
verstopt is.
h. Controleer of de turbine gemakkelijk kan ronddraaien.
2.
Als de machine de slang niet goed oprolt, kan dat komen
door:
a. Dat de slanggeleider moet worden afgesteld:
Doe het afstellen door de ketting te demonteren
van de slanggeleider naar de kruisspooras. Draai de
kruisspooras vervolgens totdat de slanggeleider weer
gelijk loopt met de slang, waarna de ketting weer
gemonteerd kan worden.
b. Dat de geleidehuls versleten is en vervangen moet
worden.
c. Dat er onvoldoende druk is voor versnelling van de
trommel. (vereist een monteur).
3.
De geleiding voor en achter wordt niet gevolgd en de
geleiding veert bij beïnvloeding:
a. Er is een lek bij koppeling of verbindingen, waardoor olie
wegloopt en er lucht in het systeem zit.
b. Het systeem moet worden ontlucht. (vereist een
monteur).
8