4 Tik op het netwerk (SSID) dat u wilt gebruiken.
Het invoerscherm voor het wachtwoord wordt weergegeven.
5 Voer een wachtwoord in en tik op [CONNECT].
Als de verbinding slaagt, wordt [CONNECTED] weergegeven in het veld met de
netwerknaam (SSID) en staat het bovenaan de lijst.
• U hoeft dit niet te doen als u een toegangspunt gebruikt dat al eerder met het toestel
is verbonden.
• Tik op het netwerk (SSID) dat u gebruikt om de informatie erover weer te geven op
het netwerkinformatiescherm. Als u [AUTO-CONNECT] op het
netwerkinformatiescherm inschakelt, maakt het toestel de volgende keer dat u het
gebruikt automatisch verbinding met het toegangspunt.
• Om de netwerken (SSID) die op het toestel zijn opgeslagen te verwijderen, tikt u op
[ SAVED NETWORKS ] onderaan de lijst. Selecteer de te verwijderen netwerken
(SSID) in de lijst en tik op [FORGET THIS NETWORK] op het
netwerkinformatiescherm.
• Als u handmatig verbinding wilt maken met een onzichtbaar netwerk, tik dan
onderaan in het SSID-lijstscherm op [MANUAL INPUT]. Voer de naam (SSID) in van
het netwerk waarmee u verbinding wilt maken om de verbinding te starten.
De internetverbinding controleren
U kunt de status van de internetverbinding controleren op het [PORTABILITY]-scherm.
• Als [NO INTERNET CONNECTION] wordt weergegeven, is het toestel niet met het
internet verbonden. Controleer in dat geval de internetverbinding.
Draadloze LAN-verbinding (Wi-Fi
126
®
)